Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installatie Van De Pomp; Aansluiten Van Opnemer; Motorbeveiliging - Grundfos CRN MAGdrive Installatie- En Bedieningsinstructies

Verberg thumbnails Zie ook voor CRN MAGdrive:
Inhoudsopgave

Advertenties

4. Technische gegevens
Temperatuur van het medium: -30 tot 120 °C.
Max. systeemdruk:
Viscositeit:
Minimale volumestroom
De pomp mag nooit drooglopen. De onderstaande curve geeft
de minimale volumestroom als een percentage van de nominale
volumestroom in verhouding tot de medium temperatuur weer.
Qmin
[%]
30
20
10
0
40 50 60 70 80 90 100 110 120 t [°C]
Afb. 2 Minimale volumestroom
5. Typeaanduiding
Voorbeeld
Serie
3
Nominaal debiet in m
/h
Aantal waaiers
Code voor pompuitvoering
M: CRN-pomp met magnetische aandrijving
Code voor leidingaansluiting
CA: FlexiClamp
CX: TriClamp
F:
DIN-flens
G:
ANSI-flens
J:
JIS-flens
P:
PJE-koppeling
Code voor materialen
G: Natte delen EN 1.4401/AISI 316
Code voor rubberen onderdelen van de pomp
E: EPDM
®
F: FXM (Fluoraz
)
®
K: FFKM (Kalrez
)
N: CR (Neopreen)
®
V: FKM (Viton
)
Zie ook de installatie- en bedieningsinstructies van de CR, CRI,
CRN.
25 bar.
2
0,15 tot 300 cSt (mm
/s).
CRN
5 -13 -M -F -G -E
6. Mechanische installatie
Waarschuwing
De installatie en bediening moeten voldoen aan de
lokale regelgeving en gangbare gedragscodes.
Controleer voor het installeren dat pomp en onderdelen overeen-
komen met de bestelling en dat er geen zichtbare onderdelen
beschadigd zijn.

6.1 Installatie van de pomp

De pomp moet worden geïnstalleerd en in bedrijf worden geno-
men zoals is beschreven in de installatie- en bedieningsinstruc-
ties van de CR, CRI, CRN.
Het is aan te raden om de CRN MAGdrive pompen tegen droog-
lopen te beschermen door een vlotterschakelaar, drukschakelaar
of een LiqTec opnemer dichtbij de pomp te installeren. De vertra-
ging van de droogloopbeveiliging max. 15 seconden zijn.

6.2 Aansluiten van opnemer

Een drukopnemer of een Grundfos LiqTec droogloopbeveiliging
kunnen worden aangebracht in het draadgat in de pompkop.
Beschrijving
Draadaansluiting:
Max. installatie lengte, opnemer:
7. Elektrische aansluiting
De pomp moet worden geïnstalleerd zoals is beschreven in de
installatie- en bedieningsinstructies van de CR, CRI, CRN.
Pompen met 2-polige 18,5 en 22 kW motoren en 4-polige moto-
ren vanaf 1,1 kW moeten via een soft-starter worden gestart.

7.1 Motorbeveiliging

De motor moet minimaal worden aangesloten op een efficiënte
elektronische motorbeveiliging met directe uitschakeling wanneer
de maximale stroomlimiet is bereikt. Wanneer een soft-starter of
frequentie-omvormer wordt gebruikt, moet deze eveneens zijn
voorzien zijn van directe uitschakeling.
Om ervoor te zorgen dat de motor optimaal beveiligd is, dient de
motorbeveiliging overeenkomstig de volgende richtlijnen te wor-
den ingesteld:
1. Stel de motorbeveiliging in op de nominale maximale belas-
tingsstroom (I
) van de motor.
1/1
2. Start de pomp en laat deze een half uur draaien op het
gewenste werkpunt.
3. Meet de motorstroom. Indien niet mogelijk, verlaag dan de
schaalaanwijzing geleidelijk, totdat het motorschakelpunt
wordt bereikt.
4. De instelling van de motorbeveiliging moet 5 % hoger zijn dan
deze waarde.
De hoogste toegestane instelling van de motorbeveiliging is
de nominale maximale belasting stroom(I
Afmeting
RG 1/2
20 mm
) van de motor.
1/1
3

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave