Gebruikershandleiding
1. SECTOR ALT.
FWI
Figuur 24: Weergave van een technische melding.
Dit is een speciale technische melding van het omschakelen van de melders in een alternatieve eigenschap. De
tweede regel geeft de methode van omschakeling weer. De methode kan bestaan uit de volgende teksten:
- FWI: de omschakeling is bediend door een externe schakelaar aangesloten op de brandmeldcentrale;
- FM1, FM2: de omschakeling is bediend door een externe schakelaar aangesloten op de melderlus;
- Tijdklok: de omschakeling is bediend door de schakelklok;
- Toetsenbord: de omschakeling is bediend via het menu.
4.6. Storing conditie
De oorzaak van een storingsconditie kan een detectie van een storing van een extern apparaat zijn (zoals
een te lage druk van de brandluiken, storing in een sprinklerinstallatie, enz.). Ook kan het een storing van
een van de onderdelen van de brandmeldcentrale zelf zijn. Storingen van onderdelen van de
brandmeldcentrale zelf kunnen worden veroorzaakt door een kabelfout (draadbreuk of kortsluiting),
voedingsstoring, storing van een melder, of een storing van de brandmeldcentrale.
Elke storing beïnvloedt de werking van de gehele brandmeldinstallatie. Het is belangrijk om te
beseffen dat onderdelen die in storing staan hun functie niet naar behoren kunnen uitvoeren.
Bijvoorbeeld, zolang een meldergroep in storing staat, kan deze geen brandalarm melden. Zorg
ervoor dat gemelde storingen zo spoedig mogelijk worden verholpen door uzelf of door een
medewerker van Chubb Fire & Security (zie paragraaf 1.2.2 : "Hoe te handelen bij een storing")
Niet alle onderdelen kunnen voortdurend bewaakt worden. In de geldende normen is vastgelegd
welke onderdelen wel en welke niet automatisch bewaakt dienen te worden op defecten. Defecten
in de installatie van onderdelen die niet voortdurend bewaakt worden, kunnen alleen ontdekt
worden door regelmatig onderhoud te laten uitvoeren door Chubb Fire & Security en door
regelmatig als gebruiker functionele testen uit te voeren. In de geldende normen is ook de
frequentie van deze testen vastgelegd voor zowel het onderhoudsbedrijf brandmeldinstallaties, als
voor de gebruiker.
Een storing conditie wordt door de brandmeldcentrale als volgt weergegeven:
De gele indicatie 'STORING" knippert.
♦
♦
De interne zoemer geeft een continu signaal.
U kunt de interne zoemer uitzetten door de toets 'Zoemer uit' te drukken. Bij ontvangst van een
volgende melding zal de zoemer opnieuw aangestuurd worden.
♦
De display springt automatisch naar het menupunt [Storingen] als er geen meldingen met hogere
prioriteit zijn.
De eerste regel van het display geeft de eerste ontvangen storing weer. De tweede en derde regel
geven de tekst weer die hoort bij de storingsmelding van de eerste regel. De vierde regel is
gereserveerd voor de weergave van een eventuele brandmelding. De storingen worden genummerd
naar volgorde van ontvangst.
♦
Is de storingsmelding zodanig ingesteld dat deze een doormelding activeert, dan zal de rode led-
indicatie 'Sturing Actief' branden om aan te geven dat de doormelding geactiveerd is.
Bij een storing van de primaire doormelding of het akoestisch alarm zullen overeenkomstig de gele led
♦
'Storing / uit' in het veld BRANDWEER of AKOESTISCH ALARM knipperen.
Bij een storing in de voeding zal de gele led 'Storing voeding' knipperen.
♦
Bij een storing in de brandmeldcentrale zelf zal de gele led 'Storing systeem' knipperen of continue
♦
branden, afhankelijk van de soort storing (zie paragraaf 1.2.2 : "Hoe te handelen bij een storing")
Wanneer er groepen led-indicaties zijn gekoppeld aan de betreffende storing zullen deze eveneens
♦
knipperen.
Pagina 32 van 72
003