(a)
1
1. Stelbout spanning aandrijfketting
2. Borgmoer
3. Remklauw
5. Draai de stelbouten voor de aandrijf-
ketting volledig in de richting (a).
6. Druk het wiel naar voren en haal dan
de aandrijfketting van het achtertand-
wiel.
OPMERKING
De aandrijfketting hoeft niet te worden ge-
demonteerd om het achterwiel te verwijde-
ren en aan te brengen.
7. Ondersteun de remklauw en trek dan
de wielas uit.
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
3
2
1. Wielas
8. Verwijder
ners, de afstandsringen en het wiel.
LET OP: Bekrachtig de rem niet
nadat het wiel met de remschijf is
verwijderd, hierdoor worden de
remblokken tegen elkaar gekne-
pen.
[DCA11071]
Om het achterwiel aan te brengen
1. Monteer de afstandsringen aan beide
zijden van de wielnaaf. LET OP: Let
op dat u de afstandsringen aan de
juiste zijde monteert.
2. Monteer het wiel, de aandrijfkettings-
panners en de remklauwsteun door de
wielas vanaf de linkerzijde in te steken.
OPMERKING
Controleer of de aanslag op de rem-
1
de
aandrijfkettingspan-
DAU45193
[DCA17700]
6-40
klauwsteun in de sleuf in de achter-
brug valt.
Kijk of er voldoende afstand tussen de
remblokken is voordat u het wiel aan-
brengt.
1
2
1. Remklauwsteun
2. Borging
3. Sleuf
3. Breng de aandrijfketting aan op het
achtertandwiel.
4. Monteer de onderlegring en de wielas-
moer.
5. Laat het achterwiel tot op de grond
zakken en klap daarna de zijstandaard
omlaag.
6. Stel de spanning van de aandrijfket-
ting af. (Zie pagina 6-27.)
7. Trek de wielasmoer en daarna de
borgmoeren aan met de voorgeschre-
2
3
3
4
5
6
7
8
9