De motor starten
Voordat u de motor start, moet u de Controlelijst vóór het starten, de Speciale bedieningsinstructies en Procedure
voor het inlopen van de motor in het gedeelte Bediening lezen.
Start of gebruik de buitenboordmotor nooit (zelfs niet voor eventjes) zonder dat er water door alle
koelwaterinlaatopeningen in het onderwaterhuis circuleert; dit om schade aan de waterpomp (droog lopen)
of oververhitting van de motor te voorkomen.
1.
Zorg dat de koelwaterinlaat onder water is.
2.
Controleer het motoroliepeil.
3.
Open de ontluchting van de brandstoftank op brandstoftanks met handbediende ontluchting.
4.
Knijp enkele keren in de benzinepompbal totdat deze hard aanvoelt.
NB: De motor start alleen als de noodstopschakelaar op de stand "RUN" (LOPEN) staat.
5.
Zet
de
noodstopschakelaar
Noodstopschakelaar.
BEDIENING
OPGELET
!
ob00348
op
"RUN"
(LOPEN).
33
ob01017
ob00667
ob00349
Zie
hoofdstukAlgemene
informatie
‑