KENMERKEN EN BEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGSSYSTEEM GEACTIVEERD
Als het waarschuwingssysteem wordt ingeschakeld, verlaagt u het motortoerental onmiddellijk tot stationair.
Schakel de buitenboordmotor in neutraal en controleer of een ononderbroken stroom water uit de
waterpomp‑indicatieopening komt. Als er geen water naarbuiten stroomt, betekent het dat de waterpomp niet
werkt en is de motor oververhit aan het raken. Raadpleeg Motor oververhithieronder.
Als er wel water uit de waterpomp‑indicatieopening komt, zet u de motor af en controleert u het oliepeil. Er kan
sprake zijn van een te lage oliedruk. RaadpleegTe lage oliedruk.
MOTOR OVERVERHIT
Als de motor oververhit raakt, verlaagt u het toerental onmiddellijk tot stationair. Schakel de buitenboordmotor
in neutraal en controleer of er een ononderbroken straal water uit de waterpomp‑indicatieopening komt.
ob00331
Als er geen of een onderbroken straal water uit de waterpomp‑indicatieopening komt, stopt u de motor en
controleert u of de koelwaterinlaatopeningen verstopt zijn. Als er geen verstopping wordt gevonden, kan er een
blokkering zijn opgetreden in het koelsysteem of de waterpomp. Laat de buitenboordmotor door uw dealer
nakijken. Als de motor wordt gebruikt terwijl hij oververhit is, loopt de motor schade op.
NB: Als oververhitting optreedt en u daardoor gestrand bent, zet u de motor uit en laat u hem afkoelen. Hierdoor
is het meestal mogelijk om de motor weer enige tijd op lage snelheid (stationair) te laten lopen voordat hij weer
oververhit raakt. Als de motor wordt gebruikt terwijl hij oververhit is, loopt de motor schade op.
Neem contact op met uw dealer als er een gestage stroom water uit de waterpomp‑indicatieopening komt en
de motor nog steeds oververhit raakt. Als de motor wordt gebruikt terwijl hij oververhit is, loopt de motor schade
op.
OLIEPEIL LAAG
Het waarschuwingssysteem wordt geactiveerd als de oliedruk te laag wordt. Stop de motor eerst en controleer
het oliepeil. Voeg zo nodig olie toe. Neem contact op met uw dealer als de olie tot het aanbevolen niveau staat
en de waarschuwingshoorn blijft klinken. Het motortoerental wordt beperkt tot 2000 omw/min, maar u mag de
motor niet blijven gebruiken.
Trim‑ en opklapbekrachtiging
De buitenboordmotor heeft een trim/opklapregeling die "trimbekrachtiging" heet. Deze stelt de bestuurder in
staat om de stand van de buitenboordmotor eenvoudig bij te stellen door de trimschakelaar in te drukken. Als u
de buitenboordmotor dichter naar de bootspiegel brengt, wordt dat naar binnen of omlaag trimmen genoemd.
Het verder van de bootspiegel vandaan brengen van de buitenboordmotor heet naar buiten of omhoog trimmen.
De term "trimmen" verwijst in het algemeen naar de afstelling van de buitenboordmotor binnen de eerste 20°
waarover de motor versteld kan worden. Dit is het bereik dat wordt gebruikt terwijl uw boot in planee vaart. De
term "opklappen" wordt gewoonlijk gebruikt bij het verwijzen naar het verder omhoog, uit het water bijstellen van
de buitenboordmotor. Terwijl de motor uitgeschakeld is, kan de buitenboordmotor uit het water worden
gekanteld. Bij lage stationaire snelheid kan de buitenboordmotor ook verder dan het trimbereik worden opgeklapt
om bijvoorbeeld in ondiep water te kunnen varen.
27