Dagen na de start van de
functie
14
15
16
17 - 23
24
25
26
27
28
29
De dagwisseling is altijd om 24:00 uur, ongeacht wanneer u
de functie start.
Na net-uit/net-aan start de vloerdroogfunctie met de laatste
actieve dag.
De functie eindigt automatisch als de laatste dag van het
temperatuurprofiel afgelopen is (dag = 29) of als u de start-
dag op 0 zet (dag = 0).
7.12
Optionele systeemthermostaat in gebruik
nemen
Volgende werkzaamheden voor de ingebruikneming van het
systeem werden uitgevoerd:
–
De montage en elektrische installatie van de systeem-
thermostaat en van de buitentemperatuursensor is afge-
sloten.
–
De ingebruikneming van alle systeemcomponenten (be-
halve systeemthermostaat) is afgesloten.
Volg de installatieassistent en de gebruikers- en installatie-
handleiding van de systeemthermostaat.
8
Aanpassing aan de CV-installatie
8.1
CV-installatie configureren
Om de door de warmtepomp gegenereerde waterdoorstro-
ming aan de betreffende installatie aan te passen, kan de
maximaal beschikbare restopvoerhoogte van de warmte-
pomp in de CV- en warmwaterfunctie worden ingesteld en
ook het vermogen van de afgiftepomp voor verwarmen, koe-
len en warm water.
Omdat de warmtepompinstallatie in automatisch bedrijf de
afgiftepomp op de nominale doorstroming regelt, stelt u deze
parameter alleen indien nodig is.
Deze parameters kunnen worden opgeroepen via Menu →
Installateurniveau → Toestel configuratie.
Het instelbereik van de restopvoerhoogte ligt tussen 20 kPa
(200 mbar) en 90 kPa (900 mbar). De warmtepomp werkt
optimaal, als door de instelling van de beschikbare druk de
nominale doorstroming bereikt kan worden (Delta T = 5 K).
0020291576_00 Warmtepompbesturingsmodule Installatiehandleiding
Gewenste aanvoertempera-
tuur voor deze dag [°C]
35
30
25
10 (Functie vorstbescherming,
pomp in bedrijf)
30
35
40
45
35
25
Aanpassing aan de CV-installatie 8
8.2
Totale drukverliezen van het systeem
→ Zie installatiehandleiding van de buitenunit
8.3
Gebruiker instrueren
Gevaar!
Levensgevaar door legionellabacteriën!
Legionellabacteriën ontwikkelen zich bij tem-
peraturen onder 60 °C.
▶
Zorg ervoor dat de gebruiker alle maatre-
gelen voor de legionellabeveiliging kent
om de geldende voorschriften voor het
voorkomen van legionellabacteriën te ver-
vullen.
▶
Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werking van
de veiligheidsinrichtingen.
▶
Informeer de gebruiker over alle maatregelen voor legio-
nellabescherming.
▶
Instrueer de gebruiker over de bediening van het product.
▶
Wijs vooral op de veiligheidsvoorschriften die hij in acht
moet nemen.
▶
Informeer de gebruiker erover dat het product volgens de
opgegeven intervallen dient te worden onderhouden.
▶
Leg de gebruiker uit hoe hij de waterhoeveelheid/de vul-
druk van het systeem kan controleren.
▶
Overhandig de gebruiker alle handleidingen en product-
papieren, zodat hij/zij deze kan bewaren.
9
Verhelpen van storingen
9.1
Contact opnemen met servicepartner
Als u contact opneemt met uw servicepartner, deel dan in-
dien mogelijk het volgende mee:
–
de weergegeven foutcode (F.xx)
–
de door het product weergegeven statuscode (S.xx) op
de live monitor
9.2
Foutcodes aflezen
Als er een fout in het product optreedt, dan geeft het display
een foutcode F.xx weer.
Foutcodes hebben prioriteit voor alle andere indicaties.
Als er meerdere storingen tegelijk optreden, geeft het display
de bijbehorende storingscodes afwisselend gedurende tel-
kens 2 seconden weer.
▶
Verhelp de fout.
▶
Om het product opnieuw in gebruik te nemen, drukt u op
de ontstoringstoets (→ Gebruiksaanwijzing).
▶
Als u de fout niet kunt verhelpen en deze ook na meer-
dere resetpogingen opnieuw optreedt, neem dan contact
op met de klantenservice.
21