2. Papier plaatsen
4.
Indien u [Briefpapier] heeft geselecteerd als de papiersoort, drukt u op [Escape]
5.
Selecteer [Onderhoud]
6.
Selecteer [Algemene instellingen]
7.
Selecteer [Papierinvoer]
8.
Selecteer [Papiertype: Handinvoer]
1.
Druk op de [User Tools]-knop en ga vervolgens naar het scherm [Instell. papierlade].
[Systeeminstellingen]
2.
Druk op [Papiertype: Handinvoer] en geef vervolgens het papiertype en -dikte op.
• [Papiersoort]
Selecteer de papiersoort
• [Papierdikte]
Selecteer de papierdikte
• Voor meer informatie over de beschikbare papiersoorten, zie Pag. 40 "Specificaties papiertype".
Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren
Als u afdrukt op enveloppen, plaats de enveloppen dan in de handinvoer of lade 1 en volg
onderstaande procedure voor het opgeven van envelopsoort en -dikte.
Druk op de [Menu]-knop en selecteer de instellingen met de toetsen [ ] of [ ].
1.
Selecteer [Papierinvoer]
2.
Selecteer [Papierformaat: Handinvoer]
3.
Selecteer de envelopsoort
4.
Selecteer [Papiersoort: Handinvoer]
5.
Selecteer [Envelop]
1.
Druk op de [User Tools]-knop en ga vervolgens naar het scherm [Instell. papierlade].
[Systeeminstellingen]
62
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op de [OK]-knop.
[Instell. papierlade]
[OK]
[OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
[Instell. papierlade]