3.
Klik in het veld "Menu:" op het pictogram Basis en configureer de volgende instellingen:
• Documentformaat:
Selecteer het formaat van de envelop.
4.
Klik in het veld "Menu:" op het pictogram Papier en configureer de volgende instellingen:
• Invoerlade:
Selecteer de handinvoer.
• Papiersoort:
Selecteer [Envelop].
Wijzig andere afdrukinstellingen indien nodig. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma
voor verdere informatie.
5.
Klik op OK.
6.
Begin met afdrukken vanuit het dialoogvenster [Afdrukken] van de toepassing.
• Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als
het bedieningspaneel. Voor meer informatie over instellingen via het bedieningspaneel, zie
Pag. 62 "Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren".
• Enveloppen moeten in een specifieke richting worden geplaatst. Voor meer informatie, zie Pag. 55
"Enveloppen plaatsen".
Enveloppen afdrukken met Windows (PCL 5c)
1.
Nadat u een document heeft aangemaakt, opent u het dialoogvenster
[Voorkeursinstellingen] in de oorspronkelijke toepassing van het document.
2.
Klik op het tabblad Papier en configureer de volgende instellingen:
• Invoerlade:
Selecteer de handinvoer.
• Documentformaat:
Selecteer het formaat van de envelop.
• Soort:
Selecteer [Envelop].
Wijzig andere afdrukinstellingen indien nodig. Zie de helpfunctie van het printerstuurprogramma
voor verdere informatie.
Enveloppen plaatsen
57