– [SCHEMER], [KAARSLICHT],
[ZONSOP&ONDERG.],
[VUURWERK], [LANDSCHAP],
[SPOTLIGHT], [STRAND] of
[SNEEUW] in [SCÈNEKEUZE]
– [HANDMATIG] in [BELICHTING]
– [SPOTMETER]
De werkelijke opnameduur voor
films is minder dan de verwachte
opnameduur van het medium.
• Afhankelijk van de
opnameomstandigheden kan de
beschikbare opnametijd korter zijn,
bijvoorbeeld bij het opnemen van een snel
bewegend voorwerp, enz. (p. 11, 25).
Het opnemen wordt gestopt.
• De temperatuur van de camcorder is zeer
hoog. Schakel de camcorder uit en laat deze
een tijdje op een koele plaats liggen.
• De temperatuur van de camcorder is zeer
laag. Schakel de camcorder uit en breng
deze naar een warme omgeving. Laat de
camcorder daar een tijdje liggen en schakel
de camcorder vervolgens opnieuw in.
• Als u de camcorder blootstelt aan trillingen,
kan het opnemen worden onderbroken.
Er is een tijdsverschil tussen het
punt waarop u op START/STOP
drukt en het punt waarop de
opgenomen film begint/stopt.
• Er kan op de camcorder een klein
tijdsverschil zijn tussen het punt waarop u
op START/STOP drukt en het werkelijke
punt waarop het opnemen van de film
begint/stopt. Dit duidt niet op een storing.
De breedte-/hoogteverhouding van
de film (16:9 (breedbeeld)/4:3) kan
niet worden gewijzigd.
• De breedte-/hoogteverhouding van een film
die met HD-beeldkwaliteit (high definition)
is opgenomen, is 16:9 (breedbeeld).
96
De automatische scherpstelling
functioneert niet.
• Stel [FOCUS] in op [AUTO] (p. 86).
• De opnameomstandigheden zijn niet
geschikt voor automatisch scherpstellen.
Pas de scherpstelling handmatig aan
(p. 86).
[STEADYSHOT] werkt niet.
• Stel [STEADYSHOT] in op [AAN] (p. 73).
• [STEADYSHOT] kan wellicht niet
compenseren voor extreme trillingen.
De onderwerpen die snel langs het
scherm bewegen, zijn vervormd.
• Dit wordt het brandpuntsvlakfenomeen
genoemd. Dit duidt niet op een storing.
Door de manier waarop het beeldapparaat
(CMOS-sensor) de beeldsignalen leest,
kunnen onderwerpen die snel door het
beeld lopen, afhankelijk van de
opnameomstandigheden vervormd zijn.
Er verschijnen kleine witte, rode,
blauwe of groene stippen op het
scherm.
• De stippen verschijnen wanneer u opneemt
met [SUPER NIGHTSHOT] of [COLOR
SLOW SHTR]. Dit duidt niet op een
storing.
De kleur van het beeld wordt niet
correct weergegeven.
• Zet de NIGHTSHOT-schakelaar op OFF
(p. 33).
Het beeld is helder op het scherm en
het onderwerp wordt niet
weergegeven.
• Zet de NIGHTSHOT-schakelaar op OFF
(p. 33).