6.2
Werkzaamheden voor het opstarten
Opmerking
In het geval van een losse pomp dient deze eerst volgens de voorschriften van BBA Pumps te zijn
samengebouwd. Neem hiervoor contact op met BBA Pumps.
1. Controleer de olieniveaus van de
lagering vacuümpomp (1),
pomp seal (2) en lagering pomp (3)
(zie hoofdstuk 9 Onderhoud).
2. Indien van toepassing, is de pomp voldoende
voorverwarmd (voorverwarming is afhankelijk van
de te verpompen vloeistof en
omgevingsomstandigheden).
3. Controleer bij toepassing van spervloeistof; de
aanwezigheid van spervloeistof, de correcte druk
ervan en de vrije circulatie ervan. Zie hiervoor de
technische handleiding van het API Plan 54.
4. Open de zuig- en persafsluiter volledig.
5. Open in het geval van een by-pass leiding de
afsluiter van de by-pass leiding.
6. Indien aanwezig; controleer of de terugslagklep is
gesloten.
7. Controleer of de draairichting van de pomp overeenkomt met die van de motor.
6.3
Opstarten
De pomp moet voor het opstarten stil staan.
WAARSCHUWING
Terugstromende vloeistof bij een stilstaande pomp mag niet tot een tegengestelde
draairichting van de pomp leiden. Daardoor kunnen o.a. de draairichting-
afhankelijke mechanische asafdichtingen beschadigd worden.
Als deze situatie kan voorkomen moet ter preventie een terugslagklep of een
afsluiter in het leidingwerk zijn aangebracht.
1. Start de pompmotor.
Opmerking
Indien er een diesel aangedreven pompunit wordt opgestart, dan dient deze bij een koude start met een
minimaal toerental opgestart te worden.
Als de dieselmotor op bedrijfstemperatuur is, kan het toerental worden opgevoerd tot het gewenste
toerental. Op deze manier worden de leidingen rustig gevuld.
Pomp algemeen
6.2
Pompen BV serie
1401