Inhoudsopgave
Advertenties
Olievulling
Crick eerst de vooras op, zodat
b'eide
wieten
vrij
van de grond
staan.
Het
vullen
van
het
stuurhuis
en de
stuurpomp geschiedt
door
de
vulopening
(1
afb.33)
in
het voorraadtankje, hetwelk
zich links
van het stuurhuis
bevindt.
Bij
de
eerste
vulling
of'bij
olie verversen
moet
dit
tankje eerst
tot
boven
aan
de
rand met
olie
worden gevuld (hierbij verdient het
aanbeveling
de deksel van
het
voorraadtankje,
door
losdraaien
van de
vleugelmoer
(2
afb. 33),
te
verwijderen).
Daarna moet
de
motor worden
gestart; het
toerental mag
niet
boven
stationair
uitgaan. Het olieniveau
in
het
voorraadtankje
zal
nu zakken
en
daarom moet
er
olie
worden bijgevuld opdat
het
voorraadtankje
niet door
de
pomp
wordt
leeg-
gezogen.
Daalt het
olieniveau
niet verder dan kan met
de
ontluchting
worden
begonnen. Hiertoe moet
het
stuurwiel
meerder,e
malen
van
aanslag
tot
aanslag
heen
en weer worden
gedraaid,
opdat
de
in het
systeem aanwezige lucht
via
het
voorraadtankje kan ontwijken. Er moet
zo
lahg
worden
bijgevuld
tot
het
olieniveau
bU
draaiende motor
en ontlucht
systeem
niet
meer
onder de
bovenste merkstreep
van
het oliepeilstokje zakt. Het systeem
is
volledig ontlucht
wanneer bU
draaien
van het stuurwiel
er in
het voorraadtankje geen
luchtbellen meer
opstijgen en
bU
afgezette motor
het
olieniveau
in
het
voorraadtankje
niet
hoger
dan
1
à 2
cm
stijgt;
het olieniveau komt
hi,erdoor
boven
de
bovenste merkstreep
van het
olie-
peilstokje.
De olie
moet
elke
100.000
km
worden ververst.
Het
filterelement
in
het
voorraadtankje moet daarbij worden vernieuwd.
Na verwijdering'van
de
rubberring kan
h,et
filterelement worden
uitgenomen.
Controleren van het olieniveau
Het olieniveau moet elke
2.500
km worden gecontroleerd.
Eerst moet
bij stilstaande
motor met
behulp
van het
oliepeilstokje wórden vastgesteld
of er
olieverlies
heeft
plaats gehad.
Dit is
reeds
het
geval wanneer het olieniveau
tot
de
bovenste
merkstreep staat.
Om lucht
aanzuigen
te
voorkomen moet
eerst
bij
stilstaande
motor zoveel
olie
worden bijgevuld
dat
het olieniveau
1
à
2 cm boven
de
bovenste
merkstreep komt
te
liggen. Daarna moet
de
motor worden gestart
en
nogmaals
het
olieniveau
worden
gecontroleerd. Er moet
nu
bij
draaiende
motor olie
worden
bijgevuld
tot
het
olieniveau
tot de
bovenste merkstreep
ligt.
Bij
afzetten
van
de motor
moet,
zoals
hierboven
is
beschreven,
het olieniveau
1
à
2
cm
boven
de
bovenste merkstreep
van het oliepeilstokje
stijgen.
37
Advertenties
Inhoudsopgave
