2.
STARTEN
Alvorens
de
motor
te
starten controleer eerst:
1.
Oliepeil in
het motorcarter met behulp van de oliepeilstok.
Het
oliepeil moet
altijd
worden
gecontroleerd, wanneer
de
motor
stilstaat.
Het
niveau moet
altijd
tussen
de
beide
merkstrepen
op de
peilstok liggen
en
mag
nooit
beneden
úe onderste streep
dalen.
Voor de controle
moet
de
peil-
stok worden
afgeveegd om vergissingen
te
voorkomen.
Voor het
geval
olie
moet worden
bilgevuld, geven
wij
de
volgende
raad:
Gebruik,
intien
het ook
maar
enigsziné
mogelijk
is, altijd olie van
hetzelfde
merk en
soort
!
De
meeste
olièn
bevatten tegenwoordig
scheikundrge
stoffen
ter
verbetering
van de
smeereigenschappen.
Mengsels
van
v:erschillende
oliesoorten
en
oliemerken
geven gewoonlijk
niet
die
resultaten,
welke
verkregen kunnen worden
door het
constante
gebruik
van één
goede
kwaliteit
oliè.
Kies
daarom
van het
begin
af
een
motorolie
van een
gerenommeerd
merk,
welke
voldoet
aan
de
door ons
gegeven
specificaties.
Waterhoeveelheid
in het
koelsysteem.
Als
het
niveau
van het water
tot
aan
de vuldop staat behoeft
dit
nog niet
te
beduiden,
dat
het
koelsysteem
geheel
is
gevuld.
Verplaats eerst de
onderste
hendel
van de
verwarming naar
links en laat
dan
de
motor draaien
en
kijk
daarna
weer
of
het waterniveau
is
gedaald.
Zo ja, vul
dan
water
bij. Dit
dalen
van
het
waterniveau
wordt
veroorzaakt
door
luclrtbellen,
welke
nog
in
het
koelsysteem
waren
achtergebleven.
Brandstofuoorraad
met behulp
van de
brandstofuoorraadmeter
op het
instru-
mentenbord.
Na een
lange periode
van
stilstand
kan
het nodig ztin
het
brandstofsyéteem
te
onluchten
(zie
bladzijde
28).
-
-
-
3.
-
\'\
1ggl4-21
19111-2
14
Afb.
|
3
Oliepeilstok
Afb.
l4
Olievuldop