Differentieel blokkering
(alleen
FAT
uitvoering)
Beide
assen
van
het
tandemstel
worden voortdurend
aangedreven. Behalve
een
differentieel, dat zich tussen
elk
linker en rechter
wiel
bevindt,
dus hier in
totaal
twee,
is er
nog
een zgn.
tussen-differentieel.
Dit
tussen-differentieel
bevindt
zich
in de
verdeelkast,
welke
is
aangebouwd
tegen de voorste
achteras.
Het dient
om
eventuele
optredende
toerental verschillen
in
voorste
en
achterste
achteras
van
het
tandemstel
te
verwerken.
Om in
het
terrein het
zgn. doordraaien
van
één
van
de
aangedreven
assen
te
voorkomen,
kan het
tussen-differentieel
worden
ge-
blokkeerd.
Daarvoor bevindt zich
naast
het
instrumentenbord
een
tuimelschakelaar.
Deze
dient om
langs
electro-pneumatische
weg het
tussen-differentieel
te
blok-
keren. In
geblokkeerde
toestand brandt het rode
waarschuwingslicht.
De
schake-
laar mag alleen
bij
stilstand
yan
het voeÉuig
en
bij
ingetrapt
koppelingspedaal
worden
aangezet.
Op
deze
wijze
mag
het voertuig
op
zachte
of
losse
grond
blijven rijden, waarbij
ook
het rode
licht
blijft
branden.
Kort vóórdat het
voertuig
weer
op
vaste
ondergrond (bijvoorbeeld bevroren
terrein, hard
wegdek,
enz.)
gaat rijden, dient
de
schakelaar
te
worden
afgezet waardoor
de
differentieel-
blokkering
wordt
opgeheven
en
het
rode licht
dooft.
Temperatuur koelwater
Het
verdient
aanbeveling
dat tijdens
het
wegrijden de
bedrijfstemperatuur
zo
snel
mogelijk
wordt
bereikt.
De juiste
bedrijfstemperatuur
ligt
bij ca.80" C.
Deze
wordt
niet
bereikt
door de
motor stationair
te
laten
draaien,
doch
in
een
lagere
versnelling
te
blijven rijden totdat
de
bedrijfstemperatuur
ca.50" C
aanwijst,
waarna geleidelijk naar
een
hogere versnelling
kan
worden
overgeschakeld.
Wordt
de
temperatuur van
het
koelwater te
hoog, dan
zal het rode
verklikkerlampje
gaan
branden.
Het
door rijden
geleidelijk
op
temperatuur
brengen
van
de
motor
is
tevens
van
belang
voor de
versnellingsbak
en de
achteras omdat na een lange
rustperiode
van de
wagen
de
smeermiddelen
dikker
zijn'geworden
en nu door
deze
wijze
van rijden
beter
de
gelegenheid krijgen om
de
te
smeren plaatsen
te
bereiken.
Smeeroliedruk
Gedurende
het rijden
is
het
zeer
belangrijk, dat de
gedragingen
van de motor
en
de
luchtdruk
in
de ketels
aan
de
hand
van
de
instrumenten
op
het
instrumenten-
bord
worden gecontroleerd.
Zodra wordt
geconstateerd,
dat het
rode
oliedruk
verklikkerlampje
brandt,
kan
dit
een
teken zijn
dat
de smeeroliedruk
is
weggevallen.
Om
er
zeker
van
te
ziin dient ook
de
oliedrukmeter
te
worden
gecontroleerd.
ls
de hierop
aangewezen
druk
te
laag,
zet dan onmiddellijk de motor
af.
Inrijden
Het is
bij
het laten
inlopen
van de
motor
van
het
grootste
belang om
-
bij
welke
snelheid
dan ook
-
deze niet
zwaar
te
belasten,
met
andere
woorden, het
werk
gemakkelijk
en licht
te
laten doen. Schakel daarom
niet te vroeg
naar een
hogere
versnelling
en
niet
te
laat
naar
een
lagere. Een betrekkelijk hoog toerental
is
lang niet
zo
schadelijk als
overbelasting
bij
een lager toerental. Het verdient
wel
aanbeveling
het
toerental
te
varièren. Aangeraden
wordt om vooral
gedurende
de eerste
t.S(Xl
km de wagen
niet
met
volle
belasting
te rijden,
noch een
aanhang-
wagen
te
gebruiken. Na
ongeveer 5.000
km kan
de
motor
als
ingedraaid worden
beschouwd.
Bovenstaande
geldt niet
alleen
voor de
motor, doch
evenzeer
voor
versnellings-
bak,
achteras
en
remmen,
waarvoor
een
inloopperiode
van
ca.5.000
km
zeer
bevorderlijk
is.
20