VDH Products BV
In Appendix K (pag. 67) zijn de aansluitingen van de druksensor PX 25 aangegeven.
De voedingslijn van de druksensor is kortsluitvast.
Om een goede en betrouwbare werking te garanderen, verdient het de aanbeveling de PX 25 eens per jaar te (laten)
controleren.
4.8
Relaisuitgangen
Op de relaisprint van de PROBA110 bevinden zich 16 relais. Deze zorgen voor de sturing van de rijpkamer (eventueel via
een schakelkast) en de alarmen.
De specificatie van alle relaiscontacten is:
10 A / 250 VAC en 10 A / 30 VDC (cos = 1; niet-inductieve belasting) of
7.5 A / 250 VAC en 5 A / 30 VDC (cos = 0.4; L/R = 7 ms)
Bij elk relais is een kleine LED geplaatst, waardoor zichtbaar is of een relais door de PROBA110 wordt aangestuurd.
Een aantal relais hebben een eigen gemeenschappelijke 'COMMON' aansluiting.
Met behulp van de Functie test (zie parameters 7000 e.v.) kunnen de relais geforceerd worden ingeschakeld. Deze functie
kan worden gebruikt voor het testen van de aan de PROBA110 aangesloten installatie.
Alle relais hebben een eigen functie, zoals in het aansluitschema van Appendix M (pag. 70) vermeld staat. Via de Interne
Parameters is het mogelijk de functie van de relais te wijzigen. Hierna worden de funkties besproken van de standaard
instellingen.
4.8.1
Koelen, verwarmen en fans
De negen aansluitingen voor de koeling, verwarming en de fans bevinden zich op de relaisprint van de PROBA
110.
Ze zijn gemerkt:
*
*
*
*
*
*
*
*
*
Van de in totaal negen relais wordt het maak-contact (NO) op klemmen naar buiten gebracht. De relais hebben
samen een gemeenschappelijke COMMON aansluiting.
Als er zich drie verdampers in de rijpkamer bevinden, wordt de verdamper achterin de cel aangestuurd door
COOL1, de middelste door COOL2 en het gedeelte direct achter de deur door COOL3. Als er zich één verdamper
in de rijpkamer bevindt, moet deze aangestuurd worden door COOL1.
Hetzelfde geldt voor de verwarmingen en HEAT1 t/m HEAT3 en FAN1 t/m FAN3.
4.8.2
Alarmen
Als de PROBA110 een situatie detecteert die reden is voor een alarm, wordt een alarm relais geactiveerd. Er zijn
twee alarm relais aanwezig: één voor de fatale alarmen en één voor de niet-fatale alarmen.
De alarm relais zijn als fail-safe relais uitgevoerd. Zonder alarm is er geen verbinding tussen ALARM C en ALARM
NC, als er een alarm optreedt valt het relais af en is er een verbinding tussen ALARM C en ALARM NC. Als de
voedingsspanning van de PROBA110 uitvalt, is er dus ook een alarmtoestand omdat het relais afvalt.
4.8.3
Ventilatie, gas, bevochtigen, deur en spare
Met de VENT aansluiting wordt het ventileren (beluchten) aangestuurd. Er wordt een verbinding gemaakt met
COMMON. Hetzelfde geldt voor de GAS aansluiting voor het begassen en de MOIST aansluiting voor het
bevochtigen.
Het 'deurrelais' kan twee functies hebben die verband houden met de begassing:
*
*
Het deurrelais trekt aan tijdens de begassingsperiodes. Als men de stuurstroom (komt binnen op C) van de
Document 961330 - versie 3.7
COOL1
COOL2
COOL3
HEAT1
HEAT2
HEAT3
FAN1
FAN2
FAN3
Uitschakelen van de electrische deurbediening tijdens begassing,
Inschakelen signalering dat de deur van de rijpkamer niet geopend mag worden vanwege de begassing.
Blad:
37 van 74