VDH Products BV
4.1.1.3 Netwerk
4.2
Instellingen van de PROBA110
Hoe de PROBA110 regelt en fouten signaleert, is afhankelijk van een aantal door de gebruiker of installateur in te stellen
parameters:
*
algemene instellingen
*
programma instellingen
*
regeleigenschappen
*
alarmen/waarschuwingen
*
hardware instellingen
Deze instellingen hoeven normaal gesproken niet dagelijks veranderd te worden. Daarom zijn ze moeilijker bereikbaar dan
b.v. het starten of stoppen van een rijpprogramma of het veranderen van een setpoint.
Het veranderen van deze instellingen noemen we ook wel 'Interne Programmering'.
Document 961330 - versie 3.7
meerdere rijpkamers kan dan echter centraal worden gedaan.
De afstand tussen de relaisprint en de processor is bij VDH vooraf niet bekend. De lengte van de mee te
leveren afgeschermde bandkabel moet daarom bij de bestelling van een inbouwsysteem worden
opgegeven. De maximale lengte bedraagt overigens 1 meter.
In het front van de schakelkast moet per PROBA110 processor een vierkant gat van 138x138 mm
gemaakt worden.
De montagebeugel voor bevestiging van de PROBA110 in het front wordt meegeleverd.
Wanneer de PROBA110 op een netwerk wordt aangesloten, moet op de relaisprint een zgn. netwerk-
interfaceprint aanwezig zijn. Deze print wordt standaard door VDH gemonteerd, zodat de PROBA110
altijd voor een netwerk systeem is voorbereid.
Voorwaarde vooraf is dat de sleutelschakelaar in de PE-stand staat.
De PROBA110 kan in de Interne Programmering worden gebracht door gelijktijdig op
de toetsen RESET-ALARM en SET te drukken. Begin met het drukken op de RESET-
ALARM toets; daarna de SET-toets.
Na vijf pieptoontjes verschijnt in het onderste display de eerste Interne Parameter. De
RESET-ALARM en SET-toets kunnen worden losgelaten.
Het bovenste display geeft de waarde van de eerste parameter aan.
In Appendix E (Programma Parameters, pag. 44) worden alle Interne Parameters
vermeld. De lijst vermeldt een omschrijving van de parameters, het instelbereik en de
standaard instelling.
De Parameters zijn in hoofdgroepen verdeeld. Door de ZONE/HEAT-toets samen met
de OMHOOG- of OMLAAG-toets in te drukken kunnen de hoofdgroepen doorlopen
worden.
Met de OMHOOG- en OMLAAG-toetsen kunnen de afzonderlijke parameters
bekeken worden.
Door de SET-toets samen de OMHOOG- of OMLAAG-toets in te drukken, kan de
waarde van de geselecteerde parameter veranderd worden.
Beëindig de 'Interne Programmering' door iets langer dan normaal op de RESET-
ALARM-toets te drukken. De PROBA110 laat een pieptoon horen. Dit is om aan te
geven dat de nieuwe instellingen intern opgeslagen worden.
Wanneer in de Interne Programmering gedurende 60 seconden op geen enkele toets
wordt gedrukt, schakelt de PROBA110 zelf weer over naar de voorafgaande toestand.
De instellingen die tot dan toe werden gedaan, worden intern niet overgenomen.
Blad:
28 van 74