VDH Products BV
1713
1750
1760
1801
1803
1816
1817
1819
4.2.5
Hardware instellingen van de PROBA110
Onder de Hardware instellingen vallen de volgende hoofdgroepen:
Parameter
Toelichting:
2010
2011
2012
2013
2101
2150
2160
2170
Document 961330 - versie 3.7
Verder kan er een minimum- en maximum luchttemperatuur worden ingesteld. Is er een
luchttemperatuur-alarm-sensor aanwezig, dan zal deze sensor bij het overschrijden van de temperaturen
resp. de koeling en verwarming uitschakelen.
Er is ook een relatieve minimum- en maximum luchttemperaturen. Deze temperaturen zijn gekoppeld
aan het setpoint. Wordt een relatief minimum of maximum overschreden, dan wordt de koeling resp.
verwarming uitgeschakeld. Dit kan overigens alleen als er ook luchttemperatuur-alarm-sensor(en)
aanwezig zijn.
Bij overschrijding van de RH alarmgrenzen volgt een foutmelding in het display.
Bij overschrijding van de druk alarmgrenzen volgt een foutmelding in het display.
Deze parameter bepaalt of het absoluut minimum/maximum alarm 1 altijd actief is, of alleen tijdens de
regeling (programma of standby).
Bij een absoluut minimum/maximum alarm 1 kan geen alarm relais worden geactiveerd, het niet fatale
alarm relais of het fatale alarm relais.
Deze parameter bepaalt of er een alarm relais geactiveerd moet worden als er een voeler defect is. Is
geen enkele regelsensor aanwezig, wordt automatisch het fatale alarm relais geactiveerd. Het fataal
alarm relais wordt ook geactiveerd als er geen enkele temperatuur sensor meer aanwezig is.
Met deze parameter kan worden ingesteld of het fataal alarm relais, nadat op de ALARM RESET toets is
gedrukt, weer in de normale stand terugvalt of geactiveerd blijft totdat de oorzaak van het alarm is
opgelost.
Wordt deze parameter op 0 gezet, zal de regeling stoppen bij een extern fataal alarm.
Omschrijving
1900
Instelling voelers
2000
Toewijzing voelers
2100
Offset voelers
3000
Toewijzing digitale uitgangen
4000
Toewijzing digitale ingangen
5000
Toewijzing analoge ingangen
6000
Toewijzing analoge uitgangen
Deze parameter bepaald voor welke zone(s) voeler 1 gebruikt wordt.
Deze parameter bepaalt de functie van voeler 1. Regelvoelers worden gebruikt voor de temperatuurrege-
ling, info-voelers niet. Een luchttemperatuur-bewaakvoeler kan de koeling of verwarming uitschakelen als
de luchttemperatuur te laag of te hoog wordt (zie parameter 1713 ev).
De freonvoeler meet de temperatuur van de vloeistof voor de verdamper.
Bij koelvraag moet(en) deze voeler(s) binnen 30 min. lager zijn dan het setpoint -1C, anders komt het
algemeen koelalarm (E215).
Er kan een absoluut alarm aan sensor 1 worden toegekend.
Er kan een relatief alarm aan sensor 1 worden toegekend.
Als sensor 1 niet de juiste waarde aangeeft, kan dit door middel van een offset worden gecorrigeerd.
Wijst voeler 1 bijvoorbeeld 0,2°C te veel aan, dient de offset op -0,2°C te worden ingesteld.
In deze parameter wordt aangegeven bij hoeveel stroom de gassensor 0 ppm aanwijst. De andere
referentiepunten worden in parameter 2151 t/m 2156 ingevuld.
In deze parameter wordt aangegeven bij hoeveel stroom de CO2 sensor 0 ppm aanwijst. De andere
referentiepunten worden in parameter 2161 t/m 2166 ingevuld.
In deze parameter wordt de druk bij +4mA ingevoerd, bij parameter 2171 de druk bij +20mA.
Blad:
32 van 74