VDH Products BV
4.4
Temperatuurvoelers
De door VDH mee te leveren voelers zijn gebaseerd op Pt-1000 sensoren, klasse A. Dit betekent dat de afwijking tussen de
gemeten en de werkelijke temperatuur klein is. Per voeler moeten er drie aansluitingen gemaakt worden (A, B en C), omdat
de meting volgens het 3-leider systeem wordt uitgevoerd. Dit zorgt voor een goede compensatie bij variaties in kabellengte.
Mocht nog een kleine na-ijking noodzakelijk zijn, dan kan dit gebeuren door middel van een offset in de interne parameters
(parameters 2100 ev). Het afregelen van de sensoren wordt vergemakkelijkt als men de display demping (parameter 1405)
zo klein mogelijk maakt. Nu reageert het display snel op temperatuurwijzigingen.
Wijst voeler 1 bijvoorbeeld 0,3C te veel aan, dan dient de waarde van parameter 2101 met 0,3 te worden verlaagd. Na het
afregelen van de sensoren, dient de display demping weer op de normale waarde te worden teruggezet. Dit om te
voorkomen dat de PROBA110 snel reageert op een temperatuursverandering veroorzaakt door bijvoorbeeld een per
ongeluk geopende deur.
Ter informatie: de door VDH gebruikte kleurcodering van de drie aders van de voelerkabels is: A = bruin, B = wit, C = groen.
Om een goede en betrouwbare werking te garanderen, verdient het de aanbeveling de temperatuurvoelers eens per jaar te
kalibreren.
4.4.1
Voelers voor Producttemperatuur regeling
Deze methode van temperatuurregeling komt in grote lijnen overeen met de manier waarop de voorganger van de
PROBA, de BA192, de temperatuur regelt. Hoewel de functie en positie van elke voeler volledig vrij programmeer-
baar is, wordt de volgende configuratie het meest gehanteerd:
Er wordt gebruik gemaakt van maximaal zeven productvoelers (maar meestal 3) die in de dozen met bananen
worden gestoken. De aansluiting van de prik-voelers (type SM8500, Pt1000 klasse A) op de PROBA110 wordt
gemaakt via de krulsnoeren en de aansluitdoosjes 502 (zie Appendix A; pag. 39).
De koeling en de verwarming van de drie zones wordt gelijktijdig aangestuurd (afgezien van eventueel uitgescha-
kelde zones, zie 'Zone- en Verwarming-schakelaar' pag. 23).
De temperatuur waarop geregeld wordt, is het gemiddelde van de aanwezige en 'actieve' regelsensoren. De
aanwezige maar 'niet-actieve' sensoren worden door de PROBA110 niet gebruikt voor het bepalen van de
gemiddelde temperatuur.
Verder wordt veelal voeler 8 en 9 aangesloten ter bewaking van de luchttemperatuur die uit de verdamper komt.
Meet voeler 8 of 9 een temperatuur die onder of boven de alarmgrens komt, wordt de koeling resp. verwarming
uitgeschakeld totdat de temperatuur weer binnen de alarmgrenzen komt.
Als alarmvoeler wordt gebruikt gemaakt van de voelers type SM8000/2m (Pt1000, klasse A), welke rechtstreeks
op de PROBA110 kunnen worden aangesloten.
4.4.2
Voelers voor Luchttemperatuur regeling
Bij de deze methode van temperatuurregeling kan de rijpkamer in maximaal drie zones verdeeld. De temperatuur
in elke zone wordt apart geregeld en vindt plaats op basis van de luchttemperatuur (zie Appendix B; pag. 40).
Hoewel de functie en positie van elke voeler volledig vrij programmeerbaar is, wordt de volgende configuratie het
meest gehanteerd:
In zone 1 (achter in de rijpkamer) bevinden zich voelers 1, 2 en 3. In zone 2 (midden in de rijpkamer) voelers 4, 5
en 6 en in zone 3 (het dichtst bij de deur) voelers 7, 8 en 9.
Voor het regelen van de temperatuur gebruikt de PROBA110 de voelers 1, 4 en 7. Deze voelers moeten in de
luchtstroom geplaatst worden die uit het product komt (of de verdamper binnen gaat).
De andere voelers (2 en 3 in zone 1, 5 en 6 in zone 2, 8 en 9 in zone 3) worden geplaatst in de luchtstroom die uit
de verdamper komt. Deze voelers dienen voor waarschuwingen en alarmen (temperatuur te hoog en temperatuur
te laag).
Er wordt gebruik gemaakt van lucht-voelers type SM8300 (Pt1000, klasse A), welke rechtstreeks op de
PROBA110 kunnen worden aangesloten.
4.5
Gasconcentratiesensor
Bij gebruik van een gasconcentratiesensor is het noodzakelijk dat er een goede verspreiding van het ethyleengas in de
rijpkamer plaatsvindt. Plaats de sensor niet te dicht in de buurt van de plaats waar het gas de rijpkamer binnenkomt.
De sensor moet verticaal (met de opening van de zwarte buis naar beneden) worden gemonteerd en mag niet in de volle
luchtstroom worden geplaatst. De rode montagesteun is nodig voor montage aan de wand om aan deze eis te voldoen. Bij
montage aan het plafond is deze steun overbodig.
Voor een stabiele werking over langere tijd, is het beter dat de spanning altijd aanwezig is. Dit houdt in dat als de
PROBA110 uitsluitend met de sleutelschakelaar moet worden uitgeschakeld. Er blijft dan spanning op de sensor staan als
de PROBA110 op OFF staat.
Document 961330 - versie 3.7
Blad:
35 van 74