PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige
koolstof- of andere aanslag. Vervang
indien nodig de bougie.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand
indien nodig af volgens de specifica-
tie.
6
1
ZAUM0037
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0,7–0,8 mm (0,028–0,031 in)
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad
van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1,3 m•kgf, 9,4 ft•lbf)
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Monteer het paneel.
6-8
Motorolie en olie-aanzuigzeef
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst en de olie-aanzuig-
zeef worden gereinigd volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief wor-
den afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan af.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
DAUS1481