Handleiding ECL Comfort 310, applicatie A333
2.0 Installatie
2.1 Voordat u begint
De applicatiesleutel A333 bevat 3 subtypen: A333.1, A333.2 en
A333.3 die vrijwel identiek zijn.
Daarnaast worden verschillende en extra functies beschreven.
De applicatie A333.1 is zeer flexibel.
Dit zijn de basisprincipes:
De aanvoertemperatuur wordt standaard aangepast volgens uw
voorkeur.
De belangrijkste sensor is de aanvoertemperatuurvoeler S3. De
gewenste aanvoertemperatuur op S3 wordt berekend op basis van
de buitentemperatuur (S1) en de gewenste ruimtetemperatuur.
Hoe lager de buitentemperatuur, hoe hoger de gewenste
aanvoertemperatuur.
Door middel van een klokprogramma (met tot 3
'Comfortperiodes' per dag) kan het verwarmingscircuit
zich in 'Comfortmodus' of 'Zuinige modus' bevinden (twee
verschillende temperatuurwaarden voor de gewenste
ruimtetemperatuur).
In de modus 'Afwezig' kan de verwarming worden gereduceerd of
geheel worden uitgeschakeld.
De gemotoriseerde afsluiter M1 wordt geleidelijk geopend
wanneer de aanvoertemperatuur S3 lager is dan de gewenste
aanvoertemperatuur en omgekeerd.
De retourtemperatuur (S5) kan worden begrensd, zodat deze
bijvoorbeeld niet te hoog wordt. Indien gewenst, kan de gewenste
aanvoertemperatuur bij S3 worden aangepast (standaard naar
een lagere waarde), wat resulteert in het geleidelijk sluiten van
de gemotoriseerde regelafsluiter. Bovendien is de grens van
de retourtemperatuur afhankelijk van de buitentemperatuur.
Standaard geldt hoe lager de buitentemperatuur, hoe hoger de
retourtemperatuur.
Bij een op ketels gebaseerd verwarmingssysteem mag de
retourtemperatuur niet te laag zijn (dezelfde aanpassingsprocedure
zoals hierboven).
Een aangesloten flow- of energiemeter op basis van het
M-bussignaal kan de flow of energie beperken tot een ingestelde
maximumwaarde. Daarnaast kan de begrenzing gerelateerd
zijn aan de buitentemperatuur. Standaard geldt hoe lager de
buitentemperatuur, hoe hoger de flow of het vermogen.
De circulatiepompen P1 en P2 worden afwisselend bediend. Eén
circulatiepomp wordt gebruikt als werkende pomp en de andere
circulatiepomp als reservepomp. De circulatiepomp in kwestie
is AAN bij warmtevraag of vorstbeveiliging. De omschakeltijd
kan worden ingesteld om een aantal dagen en een vaste tijd op
de weekdag. Er kan ook een oplossing met één circulatiepomp
worden geselecteerd.
Door middel van het drukverschil tussen S9 en S10 controleert de
ECL-regelaar of de circulatiepomp in kwestie werkt.
Het drukverschil aan de secundaire zijde is gebaseerd op de
statische druk bij S9 en S10. De drukken worden gemeten als 0-10
volt signalen (van druktransmitters) en in de ECL-controller naar de
juiste drukwaarden geconverteerd.
AQ076586461441nl-000401
Applicatie A333.1:
Het weergegeven schema is een eenvoudig voorbeeld en bevat niet
alle onderdelen die nodig zijn in een systeem.
Alle genoemde onderdelen worden aangesloten op de ECL
Comfort-controller.
Lijst van onderdelen:
ECL 310 Elektronische controller ECL Comfort 310
S1 Buitentemperatuurvoeler
S2 (Optionele) primaire aanvoertemperatuurvoeler. Voor
bewakingsdoeleinden
S3 Secundaire aanvoertemperatuurvoeler
S4 (Optionele) secundaire retourtemperatuurvoeler. Voor
bewakingsdoeleinden
S5 (Optionele) primaire retourtemperatuurvoeler
S7 (Optionele) primaire aanvoerdruksensor. Voor
bewakingsdoeleinden
S8 (Optionele) primaire retourdruksensor. Voor
bewakingsdoeleinden
S9 Secundaire aanvoerdruksensor
S10 Secundaire retourdruksensor
M1 Gemotoriseerd afsluiter (3-puntsregeling)
P1/P2 Circulatiepompen
P3/P4 Vulpompen voor water
V1 Vulafsluiter
V2 Overdrukventiel
A1 Alarm
© Danfoss | 2021.05 | 5