PERIODIEK ONDERHOUDSSCHEMA
Lees GEVAAR en WAARSCHUWING op pagina 10.
WAARSCHUWING
• ALLE ONDERHOUD, HERSTELLINGEN EN AFSTELLINGEN MOETEN UITGEVOERD WORDEN VOL-
GENS DE INSTRUCTIES IN DE 2001 DS GOLFWAGEN ONDERHOUDS- EN SERVICEHANDLEIDING.
OPMERKING
• INDIEN HET VOERTUIG CONSTANT IN ZWARE OMSTANDIGHEDEN WORDT GEBRUIKT, MOET
VAKER PREVENTIEF ONDERHOUD WORDEN UITGEVOERD DAN AANBEVOLEN WORDT IN DE
ONDERHOUDS- EN SMEERSCHEMA'S.
• ZOWEL HET PERIODIEKE ONDERHOUDSSCHEMA ALS HET PERIODIEK SMEERSCHEMA MOETEN
WORDEN GEVOLGD OM HET VOERTUIG IN OPTIMALE BEDRIJFSCONDITIE TE HOUDEN.
PERIODIEK ONDERHOUDSSCHEMA
Maandelijks onderhoud door
eigenaar of getrainde monteur
Halfjaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 50 uren
gebruik of om de 100 ronden
voor golfwagens)
Jaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 100 uren
gebruik of om de 200 ronden
voor golfwagens)
Tweejaarlijks onderhoud,
uitsluitend door getrainde
monteur (om de 200 uren
gebruik of om de 400 ronden
voor golfwagens)
Motor
Banden
Voertuig algemeen
Batterij
Uitlijning voorwiel en wielvlucht
Elektrische bedrading en aansluitingen
Remsysteem
Motor
Luchtinlaatsysteem van de motor
Voertuig algemeen
Benzinefilters
DS Golfwagen – Benzinevoertuig – Handleiding voor de eigenaar 2001
Periodiek onderhoudsschema
Controleer het oliepeil van de motor, vul indien nodig bij.
Zie smeerschema, pagina 24. Ontdoe u op gepaste
wijze van de gebruikte olie.
Controleer de inlaat van de koellucht van de motor; reinig
indien nodig. Kijk of het niet afgedekte gedeelte rond de
motoruitlaat gras of vuil bevat en maak het indien nodig
schoon.
Controleer de spanning en stel zo nodig bij.
Zie Capaciteiten voertuig, pagina 25.
Maak motorcompartiment en onderzijde voertuig schoon.
Was de motor niet wanneer hij warm is. Voer afvalwater
op gepaste wijze af.
Maak polen en behuizing schoon, controleer niveau van
het elektrolyt. Zie pagina 27.
Controleer en stel zo nodig bij. Zie Onderhouds- en
Servicehandleiding, hoofdstuk 7.
Controleer op degelijke bevestiging en slijtage.
Controleer remschoenen; vervang zo nodig.
Smeer de remschuiven volgens het smeerschema.
Controleer remkabels op schade; vervang indien nodig.
Controleer op lekken bij pakkingen, vulpluggen enz.
Inspecteer en reinig bougie; stel afstand bij; vervang
indien nodig.
Controleer luchtfilterelement, maak schoon of vervang.
Ontdoe op gepaste wijze van u gebruikt filterelement.
Controleer de goede bevestiging van de klemmen;
controleer de slang op barsten.
Controleer op losse bouten en moeren en draai vast
indien nodig.
Vervang. Ontdoe u op gepaste wijze van gebruikte
filters.
23