WAARSCHUWING
• PROBEER NIET EEN BEVROREN BATTERIJ OF EEN BATTERIJ MET VERVORMDE BEHUIZING TE
LADEN. GOOI DE BATTERIJ WEG. BEVROREN BATTERIJEN KUNNEN ONTPLOFFEN.
VOORZICHTIG
• BATTERIJEN DIE ONVOLDOENDE OPGELADEN ZIJN, ZULLEN BIJ LAGE TEMPERATUREN
BEVRIEZEN.
Om uw voertuig klaar te maken voor langdurige opslag na het seizoen:
1. Bewaar het voertuig in een koele ruimte. Zo voorkomt u dat de batterij zichzelf ontladen. Als de batterij zwak
lijkt, laadt u deze op met behulp van een lader voor autobatterijen (12 volt, 10 ampère of minder).
2. Maak de carburateur leeg.
2.1. Plaats de vooruit-/achteruithendel in N (vrijloop) en de vrijloop-vergrendelingsnok in de ONDER-
HOUDSSTAND. Draai de brandstofafsluiter in de stand OFF (uit) en laat de motor draaien tot de in de
carburateur en brandstofleidingen achtergebleven benzine verbruikt is en de motor stilvalt. Plaats de
vrijloop-vergrendelingsnok in de GEBRUIKSSTAND.
2.2. Draai de carburateur-aftapschroef los (verwijder deze niet) en laat de resterende benzine uit de carbu-
rateurkom in een blik lopen. Giet deze vervolgens uit het blik in de brandstoftank van het voertuig.
Draai de carburateur-aftapschroef vast.
2.3. Koppel de ontluchtingsslang los van de uitlaat van de brandstoftank.
2.4. Sluit de uitlaat van de brandstoftank luchtdicht af. Wij bevelen een vinyl dop aan die u over de uitlaat
schuift.
3. Om de motor te beschermen, verwijdert u de bougie en giet u via het bougiegat 14,8 mL SAE 10 olie in de
motor. Draai de krukas enkele slagen en breng de bougie weer aan. Zie volgende WAARSCHUWING.
WAARSCHUWING
• DRAAI HET CONTACTSLOT OP OFF (UIT), VERWIJDER DE SLEUTEL EN LAAT DE VOORUIT-/ACH-
TERUITHENDEL TIJDENS DE BEWARING IN N (VRIJLOOP) STAAN. ZO VOORKOMT U HET ONOP-
ZETTELIJK STARTEN VAN HET VOERTUIG OF BRANDGEVAAR.
4. Verhoog de bandenspanning tot 138 kPa.
5. Smeer de voorophanging en voer een volledige halfjaarlijkse smeerbeurt uit. Zie Periodiek smeerschema,
pagina 24.
6. Maak de voor- en achterzijde van de carrosserie grondig schoon, net als de zittingen, de motorruimte en de
onderzijde van het voertuig.
7. Schakel de parkeerrem niet in. Blokkeer de wielen om te voorkomen dat het voertuig wegrolt.
HET VOERTUIG NA OPSLAG WEER IN GEBRUIK NEMEN
1. Maak het brandstofsysteem gebruiksklaar.
1.1. Verwijder de dop van de ontluchtingsopening van de benzinetank. Sluit de ontluchtingsslang aan op de
dop. Open de brandstofafsluiter. Zorg ervoor dat de afsluiter volledig open is. (Figuur 13, pagina 19).
Een gedeeltelijk gesloten brandstofafsluiter (Figuur 14, pagina 20) en het gebruik van de choke kun-
nen een vuile bougie en motorpeg veroorzaken.
1.2. Plaats de vooruit-/achteruithendel in N (vrijloop) en de vrijloop-vergrendelingsnok in de ONDER-
HOUDSSTAND. Slinger de motor aan tot brandstof in de carburateur en de brandstofleidingen wordt
gepompt en de motor start. Schakel de motor uit en plaats de vrijloop-vergrendelingsnok in de
GEBRUIKSSTAND.
2. Stel de bandenspanning in op 83-97 kPa.
3. Voer de controles vóór het eerste gebruik uit. Zie pagina 13.
OPMERKING
• OMDAT VOOR DE OPSLAG OLIE IN DE MOTOR IS GEGOTEN, KAN HIJ BIJ HET EERSTE GEBRUIK
NA DE OPSLAG TIJDELIJK ABNORMAAL VEEL ROOK PRODUCEREN.
DS Golfwagen – Benzinevoertuig – Handleiding voor de eigenaar 2001
Opslag
21