14 - ONDERHOUD
14.1 - Onderhoudsadviezen
- Zorg ervoor dat de stroomtoevoer naar het apparaat uitgeschakeld is voordat er onderhoud wordt uitgevoerd.
- Verlaag de temperatuur en druk voordat er aan de bundel wordt gewerkt.
- Laat bij droge koelers met een expansievat de temperatuur zakken voordat u de vuldop (klepdop) opent.
- Breng geen veranderingen aan zonder onze goedkeuring.
- Loop niet direct op het apparaat.
- Neem naar gelang het type vloeistof (bijv. water zonder antivriesmiddel) maatregelen om het risico op bevriezing te voorkomen.
Hierdoor kan de batterij namelijk onherstelbaar beschadigd worden. Omdat standaardapparaten niet volledig door de
zwaartekracht leeggemaakt kunnen worden, moeten ze als volgt tegen bevriezing beschermd worden:
• Ontlucht het circuit via de ontluchtingsopeningen en het ventilatiegat op de verdelers of leidingen.
• Laat perslucht door het circuit stromen tot al het water verwijderd is.
• Vul het circuit met antivriesmiddel en sluit het circuit.
- Vergeet bij geregelde apparaten niet de verplichte inspecties uit te voeren.
- Zorg er in de winter voor dat er zich geen sneeuw rondom en boven op het apparaat ophoopt.
- Controleer periodiek de staat van de coatings en werk ze indien nodig bij.
14.2 - Onderhoudsfrequentie
ACTIE
Draai de moeren en bouten van de ventilatormotoren aan (rooster, motor).
Controleer en zet de kabelwartels en de bevestigingsschroeven van de aansluitkasten indien nodig weer vast
Reinig de batterij.
Zet de elektrische aansluitingen weer vast.
Draai alle zichtbare moeren en bouten aan.
Controleer de panelen op corrosie en ga na of de veiligheidsstickers en het typeplaatje aanwezig zijn.
Reinig de ventilatieroosters op de schakelkast (optioneel)
Expansievat (optie): controleer de werking van de apparatuur en de dichtheid van alle aansluitingen.
Controleer de elektrische kabels.
(1) De frequentie moet aangepast worden aan de omgevingsomstandigheden.
14.3 - Informatie betreffende de condensors
De lekcontrole moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de Europese verordening nr. 517/2014 inzake bepaalde gassen
die de atmosfeer aantasten.
De mediums type R410A ; R134a ; R407C zijn gassen met het volgende effect op het milieu:
1/ Geen invloed op de ozonlaag.
Zij hebben een ODP-index = 0 (Ozone Depletion Potentiel)
2/ Invloed op het broeikaseffect: GWP (Global Warming Potentiel) van elk gas.
• R410A --------
• R407C --------
• R134a --------
- De exploitanten moeten regelmatig door bevoegd personeel een lekcontrole laten uitvoeren op basis van het aantal ton CO
equivalent:
Zonder lekdetectiesysteem
Frequentie van de controle
Met lekdetectiesysteem
Koudemiddelvulling
( 1)
(1) D e hoeveelheid koudemiddel en het aantal ton CO2-equivalent worden opgegeven door de installateur.
- Voor alle toepassingen waarvoor een lekcontrole vereist is, is de exploitant verplicht een logboek bij te houden waarin melding
wordt gemaakt van de (bijgevulde en teruggewonnen) koudemiddelhoeveelheden/-typen, de datum en resultaten van de
lekcontroles / identificatie van de technicus en het uitvoerende bedrijf.
- Als de reparatie het gevolg is van een lek, moet de lekdichtheid één maand nadien opnieuw worden gecontroleerd.
- De exploitant dient het koudemiddel terug te winnen om dit te recyclen, te regenereren of te vernietigen.
OPERA™
GWP = 2088
GWP = 1800
GWP = 1430
R410A (GWP = 2088)
R407C (GWP = 1800)
R134a (GWP = 1430)
≥ 5 tCO
eq
2
Elke 12 maanden
Elke 6 maanden
Elke 24 maanden
Elke 12 maanden
≥ 2,39 kg
≥ 2,77 kg
≥ 3,49 kg
NL-14
FREQUENTIE
6 maanden
6 maanden
1 jaar
(1)
1 maand na inbedrijfstelling en daarna 1 jaar
1 jaar
1 jaar
(1)
1 jaar
1 jaar
5 jaar
≥ 50 tCO
eq
≥ 500 tCO
2
Elke 3 maanden
Elke 6 maanden
≥ 23,9 kg
≥ 27,7 kg
≥ 34,9 kg
-
2
eq
2
≥ 239 kg
≥ 277 kg
≥ 349 kg