Menu 5.1.4 - alarmhandelingen
Kies hier of u wilt dat de binnenmodule u waarschuwt
als een alarm op het display wordt getoond.
LET OP!
Als er geen alarmhandeling is geselecteerd,
kan dit leiden tot een hoger energieverbruik
bij een alarm.
Menu 5.1.5 - ventilatorsnelheid uitlaatlucht
(accessoire vereist)
normaal en snelheid 1-4
Instelbereik: 0 – 100 %
Fabrieksinstelling normaal: 65 %
Fabrieksinstelling snelheid 1: 0 %
Fabrieksinstelling snelheid 2: 30 %
Fabrieksinstelling snelheid 3: 80 %
Fabrieksinstelling snelheid 4: 100 %
Stel de snelheid voor de vier verschillende te selecteren
standen voor de ventilator hier in.
LET OP!
Een onjuist ingestelde ventilatiestroom kan het
huis beschadigen en kan tot een hoger ener-
gieverbruik leiden.
Menu 5.1.12 - interne elektrische bijverw.
max aangesl. el. bijv.
Fabrieksinstelling 3x400 V: 9 kW
Fabrieksinstelling 3x230 V: 9 kW
Fabrieksinstelling 1x230 V: 7 kW
zekeringgrootte
Instelbereik: 1 - 200 A
Fabrieksinstelling 3x400 V: 16 A
Fabrieksinstelling 3x230 V: 32 A
Fabrieksinstelling 1x230 V: 32 A
Hier stelt u het max. elektrische vermogen in van de in-
terne elektrische bijverwarming in de VVM 320 en de
zekeringgrootte voor de installatie.
Hier kunt u ook controleren welke stroomsensor op
welke inkomende fase van de woning is geïnstalleerd
(vraagt om de installatie van stroomsensoren, zie pagina
33). Vink hiervoor "fasevolgorde ontdekken" aan en druk
op de OK-toets.
De resultaten van deze controles staan net onder menu-
optie "fasevolgorde ontdekken".
NIBE VVM 320
Menu 5.1.13 - max geïnst verm (BBR)
max geïnstalleerd verm. (alleen deze machine)
Instelbereik: 0,000 - 30,000 kW
Standaardwaarde: 15,000 kW
Gebruik deze instelling niet als bovenstaande bouwvoor-
schriften niet van toepassing zijn.
Om aan bepaalde bouwvoorschriften te voldoen, kan
de maximale vermogensafgifte van het apparaat worden
vergrendeld. In dit menu kunt u, indien nodig, de waarde
instellen die overeenkomt met de maximale netaanslui-
ting van de warmtepomp voor verwarming, warmtap-
water en koeling. Let op of er ook externe elektrische
componenten zijn waarbij dit moet gebeuren. Nadat de
waarde vergrendeld is, gaat er een bedenkingsperiode
in van één week. Na deze periode moeten onderdelen
van de machine worden vervangen om een hoger ver-
mogen te krijgen.
Menu 5.1.14 - aanvinst. klim.systeem
voorinstell
Instelbereik: radiator, vloerverw., rad. + vloerverw.,
DOT °C
Standaardwaarde: radiator
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0 °C
Fabrieksinstelling DOT: -18,0 °C
eigen inst.
Instelbereik dT bij DOT: 2,0 – 20,0
Fabrieksinstelling dT bij DOT: 10,0
Instelbereik DOT: -40,0 – 20,0 °C
Fabrieksinstelling DOT: -18,0 °C
Hier wordt het type warmteverdeelsysteem waar de cir-
culatiepomp (GP1) van het verwarmingssysteem naartoe
werkt, ingesteld.
dT bij DOT is het verschil in graden tussen aanvoer- en
retourtemperaturen bij de gemeten buitentemperatuur.
Menu 5.1.18 - doorstroominstelling laadpomp
Controleer of de doorstroomsnelheid voor de laadpomp
door de warmtepomp voldoende is. Activeer de
stroomtest voor het meten van delta T (verschil tussen
aanvoer- en retourleidingtemperaturen van de warmte-
pomp). De test is in orde als delta T onder de parameter
op het display ligt.
Voorzichtig!
De warmwatertemperatuur (BT6) moet lager
zijn dan 40 °C om de debiettest te starten.
Hoofdstuk 8 |
Regeling - Menu's
53