5 Elektrische aansluitingen
Algemeen
Alle elektrische apparatuur, met uitzondering van de
buitensensoren, ruimtevoelers en de stroomsensoren,
is af fabriek aangesloten.
Vóór een isolatietest van het pand moet de binnenmo-
■
dule worden losgekoppeld.
Als het gebouw is uitgerust met een aardlekschakelaar,
■
moet de VVM 320 worden voorzien van een afzonder-
lijke aardlekschakelaar.
Zie voor het bedradingsschema van de binnenmodule
■
pagina 73.
Communicatie- en sensorkabels naar externe aanslui-
■
tingen moeten niet dichtbij hoogspanningskabels
worden gelegd.
De minimale doorsnede van de communicatie- en
■
sensorkabels naar externe aansluitingen dient 0,5 mm²
tot 50 te bedragen, bijvoorbeeld EKKX of LiYY of ge-
lijkwaardig.
Gebruik voor het trekken van kabels in de VVM 320
■
de kabeldoorvoeren UB1 en UB2 (zie tekening). Trek
de kabels voor gebruik in de UB1 en UB2 van achter
naar voren door de binnenmodule.
VVM320
Voorkant
Voorzichtig!
De schakelaar (SF1) mag pas worden ingesteld
op " " of "
" als de boiler met water is gevuld
en het radiatorsysteem is ontlucht. Anders
kunnen de temperatuurbegrenzer, de thermo-
staat en het elektrisch verwarmingselement
beschadigd raken.
Voorzichtig!
Als de voedingskabel beschadigd is, mag deze
uitsluitend worden vervangen door NIBE, zijn
servicevertegenwoordiger of een soortgelijke
erkende persoon om gevaar en schade te
voorkomen.
NIBE VVM 320
SF1
UB1
UB2
Achterkant
Voorzichtig!
De elektrische installatie en het onderhoud
moeten worden uitgevoerd onder toezicht van
een erkend elektrotechnisch installateur.
Schakel, voordat u met het onderhoud aan-
vangt, de stroom uit met de aardlekschakelaar.
De elektrische installatie en de bedrading
moeten conform de geldende voorschriften
worden uitgevoerd.
FD1-SF2
FD1
AA1
FA1
Automatische zekering
De binnenmodule en een groot deel van haar interne
componenten zijn intern gezekerd door een automati-
sche zekering (FA1).
Hoofdstuk 5 |
VVM320
VVM320
Elektrische aansluitingen
25