Submenu's
Menu
SERVICE
heeft oranje tekst en is bedoeld voor
gevorderde gebruikers. Dit menu heeft meerdere sub-
menu's. U vindt de statusinformatie van het betreffende
menu op het display aan de rechterkant van de menu´s.
bedrijfsinstellingen
module.
systeeminstellingen
nenmodule, activeren van accessoires enz.
instellingen accessoire
lende accessoires.
in-/uitgangen software
in- en uitgangen op de ingangsprintplaat (AA3).
service fabriekinstelling
(inclusief instellingen die beschikbaar zijn voor de gebrui-
ker) naar standaardwaarden.
geforceerde regeling
schillende componenten in de binnenmodule.
startgids
Handmatige start van de startgids die de eerste
keer wordt gebruikt wanneer de binnenmodule wordt
gestart.
snelstart
Snelstarten van de compressor.
Voorzichtig!
Onjuiste instellingen in de servicemenu's kun-
nen schade aan de installatie veroorzaken.
Menu 5.1 - bedrijfsinstellingen
Bedrijfsinstellingen voor de binnenmodule kunnen in
de submenu's worden doorgevoerd.
Menu 5.1.1 - warmwaterinstellingen
VVM 320 Roestvrij staal of VVM 320 Emaille
zuinig
Instelbereik starttemp. eco: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling starttemp. eco: 46 °C
Instelbereik stoptemp. eco: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. eco: 49 °C
normaal
Instelbereik starttemp. normaal: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling starttemp. normaal: 49 °C
Instelbereik stoptemp. normaal: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. normaal: 52 °C
luxe
Instelbereik starttemp. luxe: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling starttemp. luxe: 55 °C
Instelbereik stoptemp. luxe: 5 – 70 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. luxe: 58 °C
52
Hoofdstuk 8 |
Regeling - Menu's
Bedrijfsinstellingen voor de binnen-
Systeeminstellingen voor de bin-
Bedrijfsinstellingen voor verschil-
Instellen van softwaregestuurde
Totale reset van alle instellingen
Gedwongen regeling van de ver-
stoptemp. per. verhoging
Instelbereik: 55 – 70 °C
Fabrieksinstelling: 55 °C
Hier stelt u naast de start- en stoptemperatuur van het
warmtapwater voor de verschillende comfortopties in
menu 2.2 ook de stoptemperatuur voor periodieke ver-
hogingen in menu 2.9.1.
Menu 5.1.2 - max. aanvoertemp.
afgiftesysteem
Instelbereik: 5-70 °C
Standaardwaarde: 60 °C
Stel hier de maximale aanvoertemperatuur in voor het
afgiftesysteem. Indien de installatie meerdere klimaat-
systemen heeft, kunnen er afzonderlijke maximale aan-
voertemperaturen worden ingesteld voor ieder systeem.
Afgiftesystemen 2-8 kunnen niet worden ingesteld op
een hogere max. aanvoertemperatuur dan klimaatsys-
teem 1.
LET OP!
Vloerverwarmingssystemen worden normaal
gesproken
max. aanvoertemp.
sen 35 en 45 °C.
Controleer de max. vloertemperatuur bij de
leverancier van uw vloer.
Menu 5.1.3 - max. versch. aanvoertemp.
max. versch. compressor
Instelbereik: 1 – 25 °C
Standaardwaarde: 10 °C
max. versch. bijverwarming
Instelbereik: 1 – 24 °C
Standaardwaarde: 7 °C
Hier stelt u het maximale toegestane verschil in tussen
de berekende en de huidige aanvoertemperatuur tijdens
de compressor- of de bijverwarmingsmodus. Max. versch.
bijverwarming kan nooit hoger zijn dan max. versch.
compressor
max. versch. compressor
Als de huidige aanvoertemperatuur tot boven de bere-
kende doorstroming met instelwaarde stijgt, wordt de
waarde van graadminuten ingesteld op 0. De compressor
in de warmtepomp stopt als er alleen warmtevraag is
voor cv.
max. versch. bijverwarming
Als "addition" wordt geselecteerd en geactiveerd in
menu 4.2 en de huidige aanvoertemp. de berekende
temperatuur overtreft met de ingestelde waarde, wordt
de bijverwarming gedwongen om te stoppen.
ingesteld tus-
NIBE VVM 320