Indicatie koelstand (geldt alleen als accessoires voor
■
koelen aanwezig zijn of als de warmtepomp een geïn-
tegreerde koelfunctie heeft).
Regeling circulatiepomp warmwatercirculatie.
■
Externe circulatiepomp (voor afgiftesysteem).
■
Bijverwarming in serie aangesloten op het laadcircuit.
■
Vakantie-indicatie.
■
Als een van de bovenstaande systemen is aangesloten
op de klemmenstrook X7, moet het worden geselecteerd
in menu 5.4, zie pagina 57.
Het hoofdalarm is af fabriek als basisinstelling geselec-
teerd.
Voorzichtig!
Er is een accessoirekaart vereist als meerdere
functies op klemmenstrook X7 zijn aangesloten
terwijl het hoofdalarm is geactiveerd (zie pagi-
na 66).
AA3-X7
De afbeelding toont de relais in de alarmstand.
Met schakelaar (SF1) in stand " " of " " staat het relais
in de alarmstand.
De externe circulatiepomp of warmwatercirculatiepomp
wordt aangesloten op het zoemeralarmrelais als hieron-
der getoond.
Voorzichtig!
Merk alle elektrische schakelkasten met waar-
schuwingsstickers voor externe spanning.
AA3-X7
36
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
1 2 3
C NO NC
AA3-X7
1 2 3
C NO NC
AA3-X7
F1X45
VVM 320
Extern
Externt
L
N
PE
L
N
PE
Circulatiepomp
LET OP!
De relaisuitgang kan met max. 2 A (230V AC)
worden belast.
Geïntegreerde actieve koeling in systeem met 4
leidingen
Geïntegreerde actieve koeling in systeem met 4 leidingen
met lucht/water-warmtepomp wordt geactiveerd via
uitgang software.
Actieve koeling wordt geproduceerd door de compressor
van de lucht/water-warmtepomp.
Als koeling in een systeem met 4 leidingen is geselec-
teerd als uitgang software, wordt menugroep 1.9.5
weergegeven en "koeling" moet voor de lucht/water-
warmtepomp (de slave) worden geactiveerd in menu
5.11.X.1, of met dip-switch op de lucht/water-warmte-
pomp om vast te stellen dat deze (de slave) bezig is met
koelen.
De bedrijfsstand koeling wordt geactiveerd door de
temperatuur van de buitentemperatuursensor (BT1) en
een ruimtesensor (BT50), ruimte-eenheid of afzonderlijke
ruimtesensor voor koelen (BT74) (indien er bijvoorbeeld
twee verschillende ruimtes verwarmd of gekoeld moeten
worden.) Wanneer koelen noodzakelijk is, worden de
wisselklep koelen (EQ1-QN12) en de circulatiepomp
koelen (EQ1-GP12) in de binnenmodule (VVM) geacti-
veerd. In de regelmodule (SMO) wordt in plaats daarvan
de gewone circulatiepomp (GP12) gebruikt.
De koelproductie wordt geregeld conform de koelsensor
(BT64) en een ingesteld koelpunt dat wordt bepaald
door de geselecteerde koelcurve. De graadminuten voor
koeling worden berekend op basis van de waarde op de
externe temperatuursensor (BT64) voor afkoelen en de
waarde op de ingestelde koelcurve. De functie werkt
alleen in systemen met één (1) lucht/water-warmte-
pomp. Dit wordt gegarandeerd in het koppelingsmenu,
indien aanwezig.
Als het accessoire "actieve koeling met 4 leidingen" is
geactiveerd, is de functie uitgeschakeld. Koelen wordt
dan geregeld vanaf het accessoire.
NIBE VVM 320