7.
BEDRADING BUITEN HET APPARAAT
VOORZORGSMAATREGELEN
• Alle bekabeling buiten het apparaat en alle componenten moeten
door een erkend elektrotechnisch installateur worden geïn-
stalleerd en moeten voldoen aan de ter plaatse en landelijk gel-
dende voorschriften.
• Gebruik een schone leiding. Gebruik nooit een voedingsbron die
gedeeld moet worden met een ander apparaat.
• Installeer nooit een faseversnellingscondensator. Aangezien dit
apparaat is uitgerust met een gelijkstroom-wisselstroom omzet-
ter, zal door het installeren van een faseversnellingscondensator
niet alleen het effect van de verbetering van de vermogensfactor
tenietgedaan worden, maar kan dit ook ongevallen veroorzaken
door oververhitting van de condensator als gevolg van hoogfre-
quente trillingen.
• Begin pas met werkzaamheden aan de bedrading nadat de voed-
ing is uitgeschakeld.
• Aard draden altijd overeenkomstig de plaatselijke en landelijke
voorschriften.
• Dit apparaat is uitgerust met een gelijkstroom-wisselstroom
omzetter. Monteer een aardlekschakelaar voor het elimineren van
overlast op andere apparatuur door vermindering van storing die
door de omzetter wordt geproduceerd en om te voorkomen dat
door lekstromen de behuizing van het apparaat onder stroom kan
komen te staan.
• Aard de installatie nooit op gasleidingen, afvoerpijpen, bliksema-
fleiders of telefoonaardingskabels.
Gasleidingen: kunnen ontploffen of vuur vatten als er een gaslek is.
Afvoerpijpen: bij gebruik van leidingen van hard plastic is geen
aardingseffect mogelijk.
Telefoonaardingskabels en bliksemafleiders: gevaarlijk wan-
neer deze door de bliksem worden getroffen als gevolg van een
abnormale toename van elektrisch potentiaal in de aardaansluiting.
• Installeer een aardlekschakelaar.
Dit apparaat maakt gebruik van een omzetter, dus monteer
aardlekschakelaars die geschikt zijn voor hogere harmonischen,
om te voorkomen dat de aardlekschakelaar zelf niet meer werkt.
• Monteer een aardlekschakelaar die geschikt is als bescherming
tegen aardingsfouten in combinatie met een hoofdschakelaar of
zekering voor gebruik met bedrading.
Opmerking
• Elektrische bedrading moet aangebracht worden in overeenstem-
ming met de bedradingsschema's en de in deze handleiding
aangegeven beschrijvingen.
• Het systeem niet inschakelen totdat de installatie van de koelmid-
delleidingen voltooid is.
(Als het systeem wordt ingeschakeld alvorens de installatie van
de leidingen is voltooid, kan de compressor defect raken.)
• Verwijder nooit de thermistor, sensor, enz. bij het aansluiten van
de voedingsbedrading en de transmissiebedrading.
(Als het systeem wordt ingeschakeld wanneer de thermistor, sen-
sor, enz. verwijderd zijn, kan de compressor defect raken.)
• Dit product is uitgerust met een fasebeveiligingsdetector die enkel
functioneert wanneer de voeding is ingeschakeld. Als er
stroomonderbrekingen zijn of als de stroomvoorziening waarvan
het apparaat gebruik maakt aan en uit gaat, plaatselijk een omge-
keerde fasebeveiligingscircuit installeren. Door het apparaat in
omgekeerde fase te laten draaien kunnen de compressor en
overige onderdelen defect raken.
• Maak de voedingskabel stevig vast. Door toevoer van voeding
met een ontbrekende N-fase of verkeerd aangesloten N-fase zal
het apparaat defect raken.
• Nooit de stroomvoorziening in omgekeerde fase aansluiten.
In omgekeerde fase kan het apparaat niet normaal functioneren.
Als u het apparaat in omgekeerde fase aansluit, twee van de drie
fasen verwisselen.
• Zorg ervoor dat de elektrische onbalansverhouding niet groter is
dan 2%. Als deze groter is dan dit, zal de levensduur van het
apparaat verkort worden.
Als de verhouding meer is dan 4%, wordt het apparaat uitge-
schakeld en verschijnt er een storingscode op de afstandsbedien-
ing van de binnenunit.
Nederlands
• Sluit de bedrading stevig aan met gebruik van de voorgeschreven
draad en maak deze vast met de bijgeleverde klem zonder
externe druk uit te oefenen op de aansluitpuntonderdelen
(aansluitpunt voor voedingsbedrading, aansluitpunt voor trans-
missiebedrading en aardingsaansluitpunt.)
7-1 Voedingscircuit, beveiligingsinrichtingen en
bedradingsvereisten
• Voor aansluiting van het apparaat moet een voedingscircuit
worden geïnstalleerd (zie onderstaande tabel). Dit circuit moet
beveiligd worden met de vereiste beveiligingsinrichtingen, bijv.
een hoofdschakelaar, een vertragingszekering voor elke fase en
een aardlekschakelaar.
• Wanneer een aardlekschakelaar wordt toegepast, moet dit een
snelle (1 seconde of minder) 200 mA-aardlekschakelaar zijn.
• Gebruik alleen koperen geleiders.
• Gebruik een geïsoleerde kabel voor de voedingskabel.
• Kies het type voedingskabel en de diameter in overeenstemming
met de betreffende plaatselijk en landelijk geldende bepalingen.
• De specificaties voor te gebruiken bedrading voldoen aan
IEC60245.
• Gebruik kabels van het type H05VV bij het gebruik van omman-
telde leidingen.
Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen omman-
telde leidingen worden gebruikt.
Fase en
Spanning
frequentie
φ 3, 50Hz
RQYQ8PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ10PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ12PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ14PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ16PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ18PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ20PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ22PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ24PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ26PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ28PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ30PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ32PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ34PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ36PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ38PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ40PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ42PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ44PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ46PY1B
380-415V
φ 3, 50Hz
RQYQ48PY1B
380-415V
Opmerking
De specificaties in de bovenstaande tabel zijn voor standaardcombi-
naties (zie 2. INLEIDING).
7-2 Aansluitvoorbeeld van bedrading voor het
gehele systeem
(Zie afbeelding 19)
1. Voeding
2. Hoofdschakelaar
3. Aardlekschakelaar
4. Zekering
5. Buitenunit
6. Keuzeschakelaar KOELEN / VERWARMEN
7. Afstandsbediening
8. Binnenunit
Opmerking
•
Zorg ervoor dat de zwakstroom elektrische bedrading (bijv.
voor de afstandsbediening, tussen de units, enz.) en de voed-
ingsbedrading niet vlak bij elkaar geleid worden en op een
afstand van tenminste 50 mm van elkaar geïnstalleerd
worden.
Wanneer deze bedradingen te dicht bij elkaar geleid worden
kan dit elektrische interferentie, storingen en defecten vero-
orzaken.
•
Sluit de voedingskabels aan op het voedingskabelaansluit-
puntenblok en bevestig deze op de manier zoals beschreven
in "7-5 Aansluiten van de voedingsbedrading".
Minimum
Aanbevolen
circuit amp.
zekeringen
18,5A
25A
21,6A
25A
22,7A
25A
31,5A
35A
31,5A
35A
32,5A
40A
41,2A
50A
44,3A
50A
50,0A
60A
51,0A
60A
54,1A
60A
55,2A
70A
63,0A
70A
64,0A
80A
65,0A
80A
73,7A
90A
81,5A
90A
82,5A
100A
83,5A
100A
86,6A
100A
87,7A
100A
11