5.4.3
Vaststellen van de doseerhoeveelheid
Hiertoe dient men eerst de "afdraaiset"
aan te brengen. Na de gekozen werkbreedte dient men de meetstrook vast te
stellen. De meetstrook is alleen dan onder perceelsomstandigheden,
wanneer
de overeenkomende
werksnelheid
en 540 aftakas toeren, het perceel exact
wordt gereden en de kunstmest daarbij wordt opgevangen. Het in de "afdraai-
set" opgevangen kunstmestgewicht
dient met het opgegeven getal (20- 30 -
of 40) te worden vermenigvuldigd,
om de werkelijk ingestelde strooihoeveel-
heid per hektare te weten.
Vastgestelde
Benodigde
werkbreedte
meetstrook
Gestrooide
oppervlakte
Vermenigvuldigings
faktor
6,00 m
41,60 m
1140 ha
40
7.50 m
44.40 m
1130 ha
30
8,00 m
41.60 m
1130 ha
30
9,00 m
5550 m
1120 ha
20
10.00 m
50,OO m
1120 ha
20
12,OO m
41,60 m
1120 ha
20
15,OO m
33,30 m
1120 ha
20
Voorbeeld:
Gekozen is de werkbreedte
12 m. De ooaevanaen
hoeveelheid
kunstmest.
gedurende een rijstrook van 41,6 m. en met de gekozen rijsneldheid, is 20 kg:
De strooihoeveelheid
oer ha = 20 ka x faktor 20 = 400 ka/ha. Bii arote
kunstmestgift per ha. isvanwege de begrensde inhoud van de meetcont&er.
de meetstrook te halveren en de faktorte verdubbelen.
Komt de gedoseerde
hoeveelheid
niet overeen met de gewenste
dosering, dan dient men de
strooier na te stellen.
5.5
Kantenstrooiplaat
Wanneer een rijspoor in de "eerste zaaigang" wordt aangelegd, bereikt men
bij gebruik van een kantenstrooiplaat
dat de kunstmest over de perceelrand
wordt verdeeld (zie 3.6).
5.6
Rolinrichting
De rolinrichting wordt aan de flenzen aan het strooierframe
geschroefd.
De
strooier kan dan gemakkelijk
verreden worden (tegen wegrollen blokkeren).
Het aanbouwen aan de trekker wordt hierdoor wezenlijk lichter. Voor aanvang
van het strooien dient, bij niet draaiende strooier (trekkermotor afzetten), de ro-
linrichting omhoog te worden gezwenkt.
17