3.8.4
3.8.5
4
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
4.9
De juiste instellingen van de strooier kunt U uit de strooitabel aflezen. Deze
opgaven dienen alshulp en orientering van de dosering. Voor het strooien dient
men de strooier op "werkafstelling"
te beproeven en een doseercontrole
(zie
5.4) uit te voeren. Aanbevolen wordt, vanwege de kleine verbruiks hoeveel-
heid, om de meetstrook
tijdens de "doseercontrole"
van de kunstmest,
minstens te verdrievoudigen.
(Let op, dienovereenkomstig
verandert ook het
vermenigvuldigings
gestal).
Slakkenkorrels
mogen niet met kunstmest of andere Stoffen gemengd worden,
om eventueel met de strooier in een ander instelbereik te kunnen werken.
Onderhoud
De geleidingen
van de doseerschuiven
na elk strooigebruik
smeren.
Regelmatig
de afstand
(6 - 7 mm, fig. 11) tussen de trechterwand
en de
roerdervinger
controleren.
De roerdervingerpunten
eventueel verbuigen.
Te sterk gesleten roerderkoppen
vernieuwen.
De strooier na gebruik
met water reinigen
en invetten.
De kogelkoppelingen
van de Schakelstangen
van tijd tot tijd, door de bedie-
ningsstang (fig. 213 of 2/4) los te maken (zie fig. 7), reinigen
en invetten.
De meegeleverde
speciaalbouten
(8 mm. 0) dienen als reserve breekbouten
(breekboutbeveiliging)
waarmee de aftakas op de aangedreven-ingangs-as
bevestigt wordt. De aftakas steeds met vet, op de aangedreven-ingangs-as,
schuiven.
Bij aandrijfkast storingen een vervangingskast
bestellen en monteren.
Bij het wegzetten van de strooier dient men de aftakas aan het "topstang aan-
spanpunt", met de pen te bevestigen.
Bij sommige strooistoffen,
zoals Kieserit, excello-granulaat
en Magnesium
Sulfaat, treedt een verhoogde slijtage aan de strooiorganen
op.
De oliestand in de aandrijfkast controleren aan het "oliestandoog".
Gebruiks-
hoeveelheid: SAE 90/1,6 Itr.
15