Onderhoud van de
reminterlockschakelaar
1. Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
2. Verwijder het bedieningspaneel.
3. Schakel de hendel van de bedrijfsrem en de
vergrendeling van de parkeerrem in.
4. Maak de bevestigingen van de interlockschakelaar los
(Figuur
40).
Figuur 40
1. Vergrendeling parkeerrem
2. Interlockschakelaar
5. Plaats een afstandsring met een dikte van 1,6 mm
tussen de vergrendeling van de parkeerrem en de
interlockschakelaar
6. Draai de bevestigingen van de interlockschakelaar vast.
Controleer nogmaals de afstand. De vergrendeling mag
geen contact maken met de schakelaar.
7. Schakel de remhendel in en draai de grendel. Controleer
of de schakelaar onder stroom staat. Vervang de
schakelaar indien nodig.
3. Hendel van bedrijfsrem
(Figuur
40).
Onderhouden remmen
De service-/parkeerrem
afstellen
Als de service-/parkeerrem slipt tijdens het gebruik, moet de
kabel worden afgesteld.
1. Schakel de machine uit en koppel het accupack af.
2. Zet de service-/parkeerremhendel op UIT.
3. Verwijder het bedieningspaneel.
4. Om de kabelspanning te verhogen zet u de
bovenste kabelborgmoer los en draait u de onderste
kabelborgmoer vast
156 N moet worden uitgeoefend op de remhendel om
de grendel van de parkeerrem vrij te zetten. Stel de rem
niet zodanig af dat de remband aanloopt.
1. Contramoeren
35
(Figuur
40) tot een kracht van
Figuur 41
2. Kabel bedrijfsrem