5-3. Storingen verhelpen
Probleem
Geen lasspanning; het apparaat werkt
totaal niet; Gereed-LED brandt niet.
Geen lasspanning; Gereed-LED brandt.
Geen lasspanning; Hoge-temperatuur-
LED brandt.
Geen lasspanning; Hoge-temperatuur-
LED knippert.
Geen lasspanning. De blauwe LED
knippert continu en de gele LED brandt
niet.
Geen lasspanning. De blauwe LED
knippert herhaaldelijk 3 maal. De gele
LED brandt niet.
Geen lasspanning. De blauwe LED
knippert herhaaldelijk 4 maal. De gele
LED brandt niet.
Onregelmatige of onjuiste lasboog of
lasspanning.
De ventilator werkt niet.
Problemen met het lassen met een be-
klede elektrode: moeilijk starten; slechte
laskarakteristieken, ongewoon spatten.
Problemen met TIG-lassen: een weglo-
pende boog; moeilijk starten; slechte las-
karakteristieken; problemen met spatten.
Problemen met TIG-lassen: de wol-
fraam elektrode oxideert en blijft niet hel-
der na het lassen.
Schakel de voedingsschakelaar in.
Controleer de netzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk, of reset de stroombevelilging.
Zorg ervoor dat de voedingskabel is aangesloten, en er voedingsspanning aanwezig is.
Controleer of de laskabel(s) los in de contrastekker(s) zitten en zet ze goed vast.
Controleer of er een slechte verbinding is tussen de aardklem en het werkstuk, en herstel dit.
Het apparaat is oververhit waardoor het thermisch is uitgeschakeld. Laat het apparaat afkoelen met
de ventilator aan (zie Sectie 3-4).
Kortere inschakelduur of minder stroomsterkte.
Controleer of er sprake is van een geblokkeerde of slechte luchtstroming naar het apparaat
(zie Sectie 3-9).
Schakel de voedingsstroom uit en weer in. Als de LED blijft knipperen, ga dan naar een bevoegde
onderhoudsmonteur .
De netspanning is te hoog of te laag. De lijnspanning moet binnen een marge van ±10% liggen.
Het systeem moet even rusten. Schakel de voeding uit en vervolgens weer in. Als het probleem hiermee
niet is opgelost, laat dan een bevoegd onderhoudsmonteur naar het apparaat kijken.
De toortsschakelaar staat ingeschakeld Schakel deze uit, wacht 5 seconden en start de machine
opnieuw.
Het systeem moet even rusten. Schakel de voeding uit en vervolgens weer in. Als het probleem hiermee
niet is opgelost, laat dan een bevoegd onderhoudsmonteur naar het apparaat kijken.
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en het juiste type (raadpleeg uw dealer).
Schoonmaken en vastzetten van aansluitingen.
Controleer de polariteit en keer deze om controleer of er slechte verbindingen naar het werkstuk zijn
en herstel dit.
Het systeem is niet voldoende opgewarmd om ventilatorkoeling in te laten komen.
Kijk of er iets is dat de ventilator blokkeert, waardoor hij niet kan draaien.
Laat een door de fabriek erkende onderhoudsmonteur de ventilatormotor en het stuurcircuit nakijken.
Gebruik een elektrode van het juiste type en het juiste formaat.
Controleer de polariteit van de elektrode en keer deze om; controleer of er slechte verbindingen zijn
en herstel dit.
Zorg dat er geen afstandsbediening is aangesloten.
Gebruik wolfraam van het juiste type en het juiste formaat.
Gebruik op de juiste wijze geprepareerd wolfraam.
Controleer de polariteit van de elektrode en keer deze om.
Scherm het lasgebied af tegen tocht.
Controleer op juiste type beschermgas.
Kijk de gaskoppelingen na en draai ze aan.
Controleer de polariteit van de elektrode en wissel deze om.
Oplossing
OM-2242 Pagina 19