Het motorkapscherm en de
radiateur controleren op
vuil
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer het motorkapscherm en
de radiateur vaker als de machine
wordt gebruikt in stoffige en vuile
omstandigheden.
Om oververhitting te voorkomen moeten het
motorkapscherm en de radiateur schoon worden
gehouden. Controleer of er aangekoekt gras, stof en
vuil op het scherm of de radiateur zit en verwijder dit
indien nodig; zie
Het motorkapscherm en de radiateur
controleren op vuil (bladz.
Het motorkapscherm en de
radiateur schoonmaken
Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren—De
slangen van het koelsysteem
controleren.
Om de 1500 bedrijfsuren—Vervang loszittende
slangen.
Om de 1500 bedrijfsuren—Koelsysteem
schoonspoelen en koelvloeistof vervangen.
Opmerking:
Als de aftakas afslaat ten gevolge
van oververhitting moet u eerst controleren of er een
buitensporig grote hoeveelheid aangekoekt vuil op
de radiateur en het scherm zit. Maak het systeem
schoon voordat u de machine gebruikt. Schakel de
motor niet meteen uit; laat de motor afkoelen door
deze onbelast te laten draaien.
Reinig de radiator als volgt:
1.
Verwijder de motorkap.
2.
Reinig de radiateur vanaf de zijde van de
ventilator met perslucht met lage druk (1,72 bar)
(geen water gebruiken). Reinig vervolgens
op dezelfde manier vanaf de voorkant van de
radiateur en opnieuw vanaf de ventilatorzijde.
3.
Nadat de radiateur grondig is gereinigd, moet
u het vuil verwijderen dat zich eventueel heeft
verzameld in het kanaal op het onderste deel
van de radiateur.
4.
Maak het scherm schoon en plaats de motorkap
op de machine.
63).
Onderhouden remmen
De bedrijfsremmen
afstellen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 10 bedrijfsuren
Na de eerste 50 bedrijfsuren
Om de 50 bedrijfsuren
Stel de bedrijfsremmen af als de rempedalen meer
dan 25 mm 'speling' hebben of als de remmen niet
naar behoren functioneren. Met speling wordt de
afstand bedoeld die het rempedaal wordt ingetrapt
voordat er remweerstand wordt gevoeld.
Na de eerste 10 bedrijfsuren zou het pas nodig
mogen zijn om de remmen af te stellen na uitvoerig
gebruik. Deze periodieke afstellingen kunt u uitvoeren
op de plaats waar de remkabel is bevestigd aan de
onderkant van de rempedalen. Als de kabel niet meer
kan worden afgesteld, moet u de stervormige moer
aan de binnenzijde van de remtrommel afstellen om
de remschoenen naar buiten te bewegen. Dan moet u
de remkabels echter weer afstellen om deze afstelling
te compenseren.
1.
Ontkoppel de borgarm van het rechter
rempedaal zodat de rempedalen onafhankelijk
van elkaar kunnen worden bediend.
2.
Om de speling op de rempedalen te verkleinen,
draait u de voorste contramoeren op het
draadeinde van de remkabel los
1. Achterste contramoeren
3.
Draai de achterste contramoeren vast om
de kabel naar achteren te halen totdat de
rempedalen 13 tot 25 mm speling hebben.
4.
Draai de voorste contramoeren aan nadat de
remmen correct zijn afgesteld.
63
(Figuur
Figuur 72
2. Voorste contramoeren
72).
g029519