Waarschuwingsindicatoren branden of knipperen
Indicator lage oliedruk
Als het controlelampje lage oliedruk gaat
branden, rijd dan veilig naar de kant van de
weg en zet de motor uit.
OPM
Het blijven rijden met een lage oliedruk kan ernstige beschadiging
van de motor veroorzaken.
Controleer het motoroliepeil en vul indien
1.
nodig bij met olie. 2 P. 176
Start de motor.
2.
Rijd uitsluitend door als het
u
controlelampje lage oliedruk uit gaat.
Snel accelereren kan ervoor zorgen dat het
controlelampje lage oliedruk tijdelijk gaat
branden, vooral wanneer de olie op of dicht
bij het laagste niveau staat.
Als het controlelampje lage oliedruk blijft
branden wanneer het oliepeil op het juiste
niveau staat, zet de motor dan uit en neem
contact op met uw dealer.
Als het motoroliepeil snel daalt, kan dit
duiden op een lekkage of ander serieus
probleem met uw voertuig. Laat uw voertuig
door uw dealer inspecteren.
192
PGM-FI-storingsindicator
(elektronisch geregelde
brandstofinspuiting) (MIL)
Type GS/II GS/VII GS/VIII GS
Als het storingslampje tijdens het rijden gaat
branden, kan het PGM-FI-systeem een ernstig
defect vertonen. Verminder snelheid en laat uw
voertuig zo snel mogelijk door uw dealer
inspecteren.
Behalve type GS/II GS/VII GS/VIII GS
Redenen voor het gaan branden/knipperen van
het storingslampje
Gaat branden wanneer er een probleem is
●
met het emissieregelsysteem.
Knippert wanneer de motor onregelmatig
●
loopt.
Wat te doen als het storingslampje gaat branden
Vermijd hoge snelheden en laat uw voertuig
onmiddellijk door een dealer controleren.
OPM
Wanneer u rijdt terwijl de storingsindicator brandt, kunnen het
emissieregelsysteem en de motor beschadigd raken.
Wat te doen wanneer het storingslampje knippert
Parkeer het voertuig op een veilige plaats en uit
de buurt van brandbare voorwerpen en wacht
ten minste 10 minuten met stilstaande motor
tot deze is afgekoeld.
OPM
Wanneer de storingsindicator opnieuw knippert wanneer de motor
opnieuw wordt gestart, rijdt u met een snelheid van 50 km/h of
minder naar de dichtstbijzijnde dealer. Laat uw voertuig inspecteren.
Indicator gecombineerd ABS
Als de indicator van het gecombineerde ABS-
systeem op een van deze manieren werkt,
dan werken uw remmen als een
standaardsysteem maar zonder de
antiblokkeringsfunctie.
Verminder uw snelheid en laat uw voertuig zo
snel mogelijk door uw dealer inspecteren.
De indicator gaat niet branden wanneer de
●
contactschakelaar op (On) wordt gezet
De indicator gaat niet uit bij snelheden
●
hoger dan 5 km/h
De indicator gaat branden of begint te
●
knipperen tijdens het rijden
De indicator gecombineerd ABS-systeem gaat
knipperen indien:
Het voorwiel langer dan 1 seconde
●
van de grond komt
U het achterwiel draait terwijl uw voertuig
●
van de grond is getild.
Dit is normaal, maar het gecombineerde
ABS-systeem is niet geactiveerd. Zet de
contactschakelaar in de stand
weer in de stand
(On) om het systeem
opnieuw in te schakelen.
(Off) en