Indicator voor signaalsterkte: Toont de sterkte van de verbinding
tussen uw telefoon en het netwerk.
5 4 3 2 1 j
Sterk
U kunt niet bellen en geen oproepen beantwoorden als de indicator
"geen signaal" aangeeft.
Service-indicator: Geeft aan of u een GPRS-verbinding
é
hebt (
overgedragen. Uw serviceprovider kan aangeven wanneer
een GPRS-pakketdataverbinding actief is. De indicator geeft
niet aan dat u datatransfer heeft; het is alleen een indicatie van het feit dat
u op het netwerk bent aangemeld via een GPRS-verbinding.
Indicator voor in gebruik: Geeft aan wanneer dataoverdracht
plaatsvindt en of de verbinding beveiligd (
Indicator voor roaming: Verschijnt als uw telefoon een
ander netwerksysteem gebruikt buiten uw basisnetwerk. Als
u het gebied van uw basisnetwerk verlaat, zal de telefoon
op zoek gaan naar een ander netwerk. Dit zoeken wordt
roaming genoemd.
Tekstinvoerindicator: Geeft de tekstinvoermethode aan als u
de teksteditor hebt geopend (Multi-tik, iTap, enz.). Zie "Tekst
invoeren" op pagina 46.
Indicator voor wachtend bericht: Geeft een actieve
chat-sessie of een wachtend nieuw voicemail- of SMS-bericht
aan.
36 - De telefoon gebruiken
). Met GPRS kunnen gegevens sneller worden
G
Geen
signaal
F
) of onbeveiligd (
) is.