Aarding
Aarding
De apparatuur moet worden geaard om het risico op
statische vonken te beperken. Statische vonken kunnen
ervoor zorgen dat dampen ontbranden of ontploffen.
Aarding biedt de elektrische stroom een
ontsnappingsdraad. Zie de reparatiehandleiding van het
spuittoestel voor meer informatie over waarschuwingen.
•
Pomp: gebruik een massadraad en een klem, zoals
aangegeven in de gebruikershandleiding van het
spuittoestel.
•
Lucht- en vloeistofslangen: gebruik alleen elektrisch
geleidende slangen met een maximale gecombineerde
slanglengte van 150 meter (500 voet) voor de continuïteit
van de aarding. Controleer de elektrische weerstand
van de slangen. Als de totale weerstand op de massa
hoger is dan 29 megaohm, moet de slang onmiddellijk
worden vervangen.
•
Systeem met mengverdeelstuk en
oplosmiddelspoeling: gebruik alleen een door Graco
goedgekeurde geaarde oplosmiddelslang. Niet alle
verwarmde slangen zijn geaard. De primaire aarding
van het mengverdeelstuk is via de oplosmiddelslang.
Zorg ervoor dat de oplosmiddelslang goed geaard is,
zoals aangegeven in de handleiding van uw
oplosmiddelpomp. Zorg ervoor dat er elektrische
continuïteit is van de spuittip van het spuittoestel
naar de geaarde oplosmiddelpomp.
•
Luchtcompressor: volg de aanbevelingen van de
fabrikant.
•
Spuitpistool: aard dit door de verbinding met de
goed geaarde vloeistofslang en pomp.
•
Materiaalreservoir: volg de ter plekke geldende
voorschriften.
•
Het te spuiten object: volg de ter plekke geldende
voorschriften.
•
Emmers met oplosmiddel bij het spoelen: volg de ter
plekke geldende voorschriften. Gebruik alleen
geleidende metalen emmers; plaats ze op een geaarde
ondergrond. Plaats de emmer niet op een
niet-geleidende ondergrond, zoals papier of karton,
aangezien de continuïteit van de aarding dan wordt
onderbroken.
•
Voor een doorlopende aarding bij het spoelen of
ontlasten van de druk: houd een metalen gedeelte
van het spuitpistool stevig tegen een geaarde metalen
emmer en haal dan pas de trekker van het pistool over.
18
Apparatuur spoelen voor
gebruik
De apparatuur is getest met lichte olie, die in de
vloeistofdoorgangen is achtergebleven om de onderdelen
te beschermen. Voorkom dat de vloeistof met olie wordt
vervuild door de apparatuur voor het eerste gebruik met
een geschikt oplosmiddel te spoelen. Zie Spoelen, pagina
23.
Verhoudingscontrole
Voer de verhoudingscontroleprocedure uit na iedere
wijziging aan de verhoudingsregelaar. Gebruik set 24F375
voor controle van de mengverhouding om de verhouding bij
het mengverdeelstuk te controleren. Zie handleiding
3A0421 voor aanwijzingen en onderdelen.
OPMERKING: Om een onjuiste verhouding te voorkomen
bij gebruik van toevoerpompen in uw systeem, mag de
toevoerdruk niet meer dan 25% van de uitlaatdruk van
het doseerapparaat tijdens afgifte zijn. Door een hoge
aanvoerdruk kunnen de keerkleppen van de pomp van
het doseerapparaat gaan drijven, wat een onbetrouwbare
controle tot gevolg heeft.
3A1247S