h Fotograferen met gebruik van de digitale beeldstabilisatie
Deze functie compenseert de bewegingsonscherpte die ontstaat doordat het onderwerp of de
camera beweegt als de foto gemaakt wordt.
• Door naar de andere stand om te schakelen worden de meeste instellingen gewijzigd naar de
standaardinstellingen van elke stand.
s Fotograferen door een motiefprogramma te selecteren afhankelijk
van de situatie
U kunt fotograferen door een motiefprogramma te selecteren afhankelijk van de situatie
Naar een ander motiefprogramma wisselen
• Druk op de m -knop om in het hoofdmenu [SCN] te
selecteren en wissel naar een ander motiefprogramma.
• Wisselt u naar een andere fotofunctie, dan worden van
de meeste instellingen van het betreffende
motiefprogramma de standaardwaarden hersteld.
4 q-knop (stand Weergeven)
De laatst gemaakte foto wordt weergegeven.
• Druk op de pendelknop (43) om andere foto's te bekijken.
• Gebruik de zoomknop om om te schakelen tussen close-up weergave,
indexweergave en kalenderweergave.
gVideobeelden weergeven "MOVIE PLAY Weergeven van videobeelden" (Blz. 18).
• Op de knop q drukken is voldoende om de camera in te schakelen.
g "Kq Ontspanknop / Weergaveknop gebruiken om de camera in te schakelen" (Blz. 24)
5 Pendelknop (1243)
Gebruik de pendelknop om motiefprogramma's, foto weergave en de menuopties te selecteren.
6 o-knop (OK / FUNC)
Geeft het functiemenu weer en stelt de in de stand Fotograferen vaak gebruikte functies in.
Deze knop wordt ook gebruikt om uw selectie te bevestigen.
De functies die u met het functiemenu kunt instellen
P / AUTO
...................................................................Fotograferen met automatische instellingen
Gebruik P / AUTO om de fotofunctie te kiezen vanuit P (programmagestuurd automatisch) en
AUTO (volautomatisch).
P (programmagestuurd
automatisch)
AUTO (Volautomatisch)
Functiemenu
P
P
WB
AUTO
ISO
AUTO
o
h
ESP
P
1
: Selecteer de functie die u wilt instellen.
2
De camera stelt aan de hand van de helderheid van het object
automatisch de optimale diafragmawaarde en sluitertijd in.
De camera stelt behalve diafragma en sluitertijd, automatisch de
witbalans en de ISO-gevoeligheid in.
g "WB Kleur van een foto aanpassen" (Blz. 15)
"ISO De ISO-gevoeligheid wijzigen" (Blz. 15)
"DRIVE Repeterende opnamen" (Blz. 15)
"ESP / n Een ander vlak kiezen voor het meten van de helderheid
van een onderwerp" (Blz. 16)
43: Selecteer een instelling en druk op o.
4
6
5
Stilstaand beelden bekijken /
Stand Weergeven selecteren
1
8
7
9
NL