LET OP
Bij gebruik van het apparaat in 3~230V-netwer-
ken dient er rekening mee te worden gehouden
dat de gebruikte aardlekschakelaars vor alle
soorten stromen gevoelig moeten zijn.
Aan de warmtepomp aangesloten
stuurstroom- en sensorleidingen
De verbinding tussen de warmtepomp en de verwar-
mings- en warmtepompregelaar geschiedt via de
stuurstroom- en sensorleidingen. De aansluiting ge-
schiedt in de elektrische schakelkast, die bevindt zich
aan de kant van de schakelkast van de warmtepomp.
1.
Stuurstroom- en sensorleidingen aan de twee
aansluitingen aan de elektrische schakelkast
vastschroeven.
2.
Stuurstroom- en sensorleidingen binnenin het
toestel door het hiervoor voorziene kabelkanaal
naar de kant van de waterzijdige aansluiting leiden.
1 Kabelkanaal voor stuurstroom- en sensorleidingen
3.
Stuurstroom- en sensorleidingen vanuit de bin-
nenkant van het toestel naar buiten leiden.
AANWIJZING
Om de elektrische schakelkast voor een even-
tuele inzet van de klantenservice weer uit te
kunnen hangen, moeten de stuurstroom- en
sensorleidingen in de warmtepomp een extra
lengte van ca. 15 cm hebben.
4.
De stuurstroom- en sensorleidingen in een be-
schermende buis tot aan de doorvoer van het ge-
bouw leggen en van daaruit verder tot aan de ver-
warmings- en warmtepompregelaar.
16
5.
De stuurstroom- en sensorleidingen in overeen-
stemming met het aansluitschema en de elek-
trische schema´s van het betreffende toestelty-
pe aan de verwarmings- en warmtepompregelaar
aansluiten.
"Aansluitschema", pagina 35, en "Stroomsche-
ma's", vanaf pagina 36, van het betreffende
toesteltype
Installatie- en gebruikershandleiding van de ver-
warmings- en warmtepompregelaar
6.
Lege leidingen aan de kant van het toestel.
7.
Afdekplaten aan de warmtepomp vastschroeven.
De onderste afdekplaten elk schuin in het frame
van het toestel zetten, bovenaan tegen het frame
aan klappen en de snelsluitschroeven vastdraaien.
Het toestel is nu gesloten.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83054200jNL | ait-deutschland GmbH