Figuur 4
1. Tractiepedaal
2. Rijsnelheidsregelaar vooruit 6. Waarschuwingslampje
3. Contactschakelaar
4. Waarschuwingslampje
oliedruk
Laadindicator
De laadindicator (Figuur 4) licht op indien het
laadcircuit van het systeem defect is.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur
Het lampje (Figuur 4) gaat branden en de motor
slaat af als de koelvloeistof een buitensporig hoge
temperatuur bereikt.
Indicatielampje van gloeibougie
Als dit lampje (Figuur 4) gaat branden, zijn de
gloeibougies in werking.
Schroeven van snelheidsbegrenzer
Door aan de schroef of schroeven (Figuur 5)
te draaien, kunt u de afstand begrenzen die het
tractiepedaal kan worden ingetrapt als u vooruit-
of achteruitrijdt.
5. Laadindicator
koelvloeistoftemperatuur
7. Waarschuwingslampje van
gloeibougie
Belangrijk: De schroef van de
snelheidsbegrenzer moet het tractiepedaal
tegenhouden voordat de pomp een volledige
slag aflegt, omdat anders de pomp schade kan
oplopen.
Figuur 5
1. Schroef van snelheidsbe-
grenzer Vooruit
Rempedalen
Twee pedalen (Figuur 6) bedienen de afzonderlijke
remmen op de wielen ter ondersteuning van het
draaien, voor het parkeren en ten behoeve van
een betere tractie bij het rijden op hellingen. Een
vergrendeling koppelt de pedalen als parkeerrem
en voor transport.
Figuur 6
1. Rempedalen
2. Borgpen van pedalen
Borgpen
Om de parkeerrem in werking te stellen, koppelt u
de pedalen met de borgpen (Figuur 6).
Vergrendeling parkeerrem
Een knop links van het bedieningspaneel activeert
de vergrendeling van de parkeerrem (Figuur 6).
Om de parkeerrem in werking te stellen, koppelt
19
2. Schroef van snelheidsbe-
grenzer Achteruit
3. Vergrendeling parkeerrem