5.3. Inbedrijfstelling
- Controleer of de bedrading van het
toestel overeenstemt met een van de
aanbevolen toepassingsschema's of een
evenwaardig schema.
- Controleer of de aangebrachte
bekabeling overeenstemt met de
gebruikte stuurspanning.
- Pas het kaliber van het toestel aan aan
de motor, met In x t
- Stel de overbelastings-schakelcurve in
C
zoals gewenst
28
- Stel de startparameters in zoals vereist:
L x x x =
- Stel de remparameters in zoals vereist:
Indien de fabrieksinstelling wordt gewijzigd
en men wenst deze te bewaren, schrijf
deze parameters dan als volgt weg in de
E2PROM.
- Geef startinstructie aan het toestel en controleer of de werking correct verloopt.
- Als de motor voorzien is van een thermische beveiligingssensor, de draad-
brug verwijderen tussen contacten 5 en 6 voor de sensor wordt aangesloten
N x x x ; x x x =
oxxx ; xx x
Initieel koppel
Tijd versnellingscurve
Im (start)
Start boost
x 100
Tijd start boost
In (motor)
Stroombeperking
Soft stop
Tijd vertragingscurve
Gelijkstroominjectieremmen
Tijd gelijkstroomremmen
Stroom gelijkstroomremmen
110/120V ac
A1
A2
B1
B2
In (motor)
x 100
Ir (unit)
OFF= gedesactiveerd
(extern overbelastingsrelais moet
worden gebruikt
C1/C2=
IEC klasse 10 of klasse 20
N1/N2/N3= Nema 10, 20 of 30
T _ x x
a x x x
P ON/OFF/I3/I4
p x x x (indien P geactiveerd) P 1 0 0
L x x x
S ON/OFF/I3/I4
d x x x
B ON/OFF/I3/I4
b _ x x (indien B geactiveerd) b _ _ 5
I x x x (indien B geactiveerd) I 1 5 0
- Zet parameter K op ON (ON = 69 +
- Zet parameter W op ON
- Druk op
(parameter W wordt automatisch OFF gezet)
ASTATplus
220/240V ac
A1
A2
B1
B2
Fabrieksinstelling
N 1 0 0
Fabrieksinstelling
o C1
Fabrieksinstelling
T _ 20
a _ 2 0
P OFF
L 3 0 0
Fabrieksinstelling
S OFF
d _ 2 0
B OFF
)