4.4. Kalibratieparameters -CAL-
Display
Functie
U x x x
Nominale
spanning
t x x x
Spannings-
kalibratie
U F
x
Bouwgrootte
m x x x
Stroom-
kalibratie
C
20
N x x x
Nominale
motorstroom
o x x x
Overbelastings-
beveiliging
f x x x
Servicefactor
(1) Spanningskalibratieprocedure
Als de eenheid ter plaatse wordt geïnstalleerd of na vervanging van de printkaart, kunnen de spanningsmetingen een nauw-
keurigheid van 10% hebben. Om de nauwkeurigheid van de spanningsmeting tot 3% te verhogen, gaat u als volgt te werk.
1. Schakel de ASTAT in en meet de RMS-spanning op fasen 1L1-3L2 met behulp van een geijkte voltmeter.
2. Zoek de parameter "txxx", stel de gemeten spanning in en sla deze waarde op met de toets
U hoeft de E2PROM niet opnieuw te schrijven om de nieuwe instelling permanent te maken, de ASTATplus doet dit
automatisch.
3. Zodra de ASTAT gekalibreerd is, hoeft deze handeling niet te worden herhaald. Merk echter op dat parameter "txxx"
de laatst ingegeven waarde toont, die verschillend kan zijn van de effectieve spanningswaarde.
(2) Stroomkalibratieprocedure
Als de eenheid ter plaatse wordt geïnstalleerd of na vervanging van de printkaart, kunnen de stroommetingen een nauw-
keurigheid van 10% hebben. Om de nauwkeurigheid van de stroommeting tot 3% te verhogen, gaat u als volgt te werk
1. Zoek parameter "UF x" en geef de rechter letter van het ASTAT bouwgrootte op ("F", "G", "H", ...enz.).
2. Start de motor en meet de rms motorstroom met een geijkte ampèremeter. Deze meting moet worden uitgevoerd als
het starten volledig afgewerkt is, zodra de motorstroom zich gestabiliseerd heeft.
3. Zoek parameter "mxxx", stel de gemeten stroom in en sla deze waarde op met de invoertoets van het toetsenbord. U hoeft
de E2PROM niet opnieuw te schrijven om de nieuwe instelling permanent te maken, de ASTATplus doet dit automatisch.
Nota: Stel de werkelijke gemeten stroom tijdens motorbedrijf in. Stel niet de nominale stroomwaarde in zoals vermeld
op het motorplaatje.
4. Zodra de ASTAT gekalibreerd is, hoeft deze handeling niet te worden herhaald. Merk echter op dat parameter "mxxx"
de laatst ingegeven waarde toont, die verschillend kan zijn van de effectieve stroomwaarde.
Standaard
Bereik
U 4 0 0
100-500
t 4 0 0
000-600
U F
0
F, G, H, I, J, K, L,
M, N, Q, R, ...X
m 0 0 0
000-1000
N 1 0 0
040-120
o C 2
OFF
N1, N2, N3,
C1, C2
f 1 0 0
100-130
Eenheid
Beschrijving
V
Voedingsspanning van 100 tot 500V. Nominale
waarde instellen
V
Met deze parameter is de nauwkeurigheid van
bewaking of spanningsbeveiligingen beter.
(Zie spanningskalibratieprocedure) (1)
-
Waarde bouwgrootte (F, G, H, ...X)
Instelling "0" deactiveert kalibratie
A
Met deze parameter is de nauwkeurigheid van
bewaking of stroombeveiligingen beter.
(Zie spanningskalibratieprocedure) (2)
%
Verhouding 100 x I motor/ I eenheid
Als deze parameter wordt ingesteld op een
waarde van meer dan 105%, wordt de over-
belasting-beveiligingscurve automatisch
afgeregeld op klasse 10. "C1" of Nema 20 "N2"
-
Selecteert één van volgende
overbelastingscurves
overbelastingsbeveiliging gedesacti-
OFF:
veerd (extern overbelastingsrelais
moet worden gebruikt)
N1: Nema 10
N2: Nema 20
N3: Nema 30
C1: Klasse 10
C2: Klasse 20
%
Voor de servicefactor van de motor. Geldt voor
Nema-waarden
ASTATplus
.