C
2
VOORZORGEN
1. Koppel de voedingsspanning af voor installatie of servicebeurt.
2. Gevaarlijke spanningen blijven in de motor aanwezig, zelfs indien de softstarter in
de positie „OFF" staat.
Daarom is het aangeraden steeds een contactor te plaatsen tussen motor en
starter.
3. Het apparaat kan meer dan één kring onder spanning bevatten.
Koppel daarom steeds zowel vermogen als stuurkring af bij installatie of service.
4. „Soft Stop" mag nooit gebruikt worden als „Noodstop".
5. De stopmode moet ingesteld worden overeenkomstig de veiligheidsnormen
toepasselijk op de operator.
6. Gescheiden motoroverstroombeveiliging is vereist volgens de Canadese Elektri-
sche Code, Deel 1, ASTATplus voorziet hierin.
WAARSCHUWING
1. De opgegeven halfgeleider zekeringen voldoen niet noodzakelijk als lijn-
beveiliging. Refereer u naar de geldende normen terzake.
2. Het overbelastingsrelais moet aangepast worden aan de motor.
3. Werking op lage snelheid beïnvloed de thermische karakteristieken van de motor
door de gereduceerde koeling. Voorzichtigheid is hier geboden.
4. Gelijkstroom remmen kan oververhitting van de motor veroorzaken.
De kleinst mogelijke stroom en kortsluittijd dient te worden ingesteld.
5. Bij gelijkstroom remmen is toevoeging van een contactor (DC3) in de motorkring
noodzakelijk. Zie schema blz. C.12.
6. Uitzonderlijke aanlooptijden (> 30 s.) repetitieve start/stop, werking op lage
snelheid of gelijkstroomremmen kunnen de motor beschadigen. Vraag inlichtin-
gen bij de motorfabrikant.
7. Bij spanningsonderbreking tussen twee starts wordt het overhittingsrelais gereset
naar koude start.
ASTATplus