Doorspuiten
Lees Waarschuwingen, pagina 7. Volg de
Aardingsinstructies in de installatiehandleiding van
uw systeem.
Draag een veiligheidsbril om te voorkomen dat er
vloeistof in de ogen spat.
In deze handleiding worden vier doorspoelprocedures
behandeld:
•
Gemengd materiaal uit het systeem verwijderen
(hieronder)
•
Doorspuiten in recept 0 (pagina 62)
•
Het vloeistoftoevoersysteem doorspuiten (pagina
62)
•
De monsterafnameventielen en leidingen
doorspuiten (pagina 64)
Bepaal aan de hand van de criteria die bij elke procedure
staan welke procedure u gaat gebruiken.
Gemengd materiaal uit het systeem
verwijderen
Soms wilt u alleen de vloeistofverdeler doorspuiten,
bijvoorbeeld:
•
aan het eind van de houdbaarheid
•
spuitonderbrekingen waarbij u de houdbaarheidstijd
overschrijdt
•
bij stilstand 's nachts
•
voordat u de vloeistofverdeler, de slang of het pistool
een servicebeurt geeft.
De zijde van de mengverdeler voor component B
(katalysator, rechts) en de binnenste leiding van de
Integrator worden met oplosmiddel doorgespoten.
De zijde van component A (hars, links) en de buitenste
leiding van de integrator worden met lucht doorgespoten.
1. Druk op de stand-bytoets
cabinebediening.
Druk de trekker van het pistool in om de druk
te ontlasten.
Zet het trekkerslot aan als u een hoge drukpistool
gebruikt. Verwijder de spuittip en reinig deze
afzonderlijk.
313970L
van de
Als u een elektrostatisch pistool gebruikt, schakel dan
de elektrostatica uit voordat u het pistool doorspoelt.
2. Stel de drukregelaar voor de toevoer van het
oplosmiddel op een drukwaarde die hoog genoeg is
om het systeem volledig door te spuiten binnen een
redelijke tijd, maar laag genoeg om spatten of letsel
door injectie te voorkomen. Over het algemeen is
een instelling van 100 psi (0,7 MPa, 7 bar)
voldoende.
3. Als u een pistoolspoelkast gebruikt plaatst u het
pistool in de kast en sluit u het deksel. Druk op de
doorspuittoets
De doorspoelprocedure start automatisch.
Als u geen pistoolspoelkast gebruikt,
spuit dan met het pistool in een
geaarde metalen opvangbak tot de
doorspuitprocedure is afgerond.
Als u klaar ben met spuiten, dan schakelt de
cabinebediening automatisch over op stand-by.
4. Als het systeem niet volledig schoon is, herhaal
dan stap 3.
OPMERKING: Pas zo nodig de doorspuitprocedure
aan, zodat er slechts één cyclus nodig is.
Druk de trekker van het pistool in om de druk te
ontlasten. Schakel de trekkervergrendeling in.
5. Als de spuittip was verwijderd, breng hem dan weer
aan.
6. Zet de drukregelaar voor de toevoer van het
oplosmiddel weer terug op de normale werkdruk.
Systeembediening
van de cabinebediening.
61