Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Graco ProMix 2KS Gebruiksaanwijzing pagina 56

Verberg thumbnails Zie ook voor ProMix 2KS:
Inhoudsopgave

Advertenties

Systeembediening
6. Stel de toevoer van componenten A en B
in voor de gewenste toepassing. Gebruik
de laagst mogelijke druk.
7. Overschrijd de maximum werkdruk van
het systeem of de laagste component van
het systeem niet, zoals aangegeven op het
identificatielabel van het systeem.
8. Draai de vloeistoftoevoerkleppen
naar het systeem open.
9. Pas de luchtdruk aan. Voor de
meeste toepassingen is 80 psi (552
kPa; 5,5 bar) luchtdruk nodig om goed te kunnen
functioneren. Niet minder dan 75 psi (517 kPa;
5,2 bar) gebruiken.
10. Als u een pistoolspoelkast gebruikt plaatst u het
pistool in de kast en sluit u het deksel. Druk op
de doorspuittoets
De doorspoelprocedure start automatisch.
Als u geen pistoolspoelkast gebruikt,
spuit dan met het pistool in een
geaarde metalen opvangbak tot de
doorspuitprocedure is afgerond.
Als u klaar ben met spuiten, dan schakelt de
cabinebediening automatisch over op stand-by.
11. Stel het debiet bij.
Het vloeistofdebiet dat te zien is op het
bedrijfsscherm van de EasyKey is dat van
component A óf B, afhankelijk van welke
doseerkraan open is. De vloeistoftoevoerleidingen
op het scherm lichten op en tonen de doseerkraan
die open is.
A
. 63. Statusscherm debietdisplay
FB
56
van de cabinebediening.
Houd het debiet in de gaten die op het statusscherm
te zien is als het pistool volledig open is. Controleer
of het debiet van component A binnen een marge
van 10% van die van B is en omgekeerd.
Als het vloeistofdebiet te laag is: verhoog de
luchtdruk op de vloeistoftoevoer van componenten
A en B of verhoog de gereguleerde vloeistofdruk.
Als het vloeistofdebiet te hoog is: verminder
de luchtdruk, sluit de doseerventielen van de
vloeistofverdeler verder of pas de regelaar van
de vloeistofdruk aan.
OPMERKING: De drukafstellingen voor elk van de
componenten verschillen en zijn afhankelijk van de
viscositeit van de vloeistof. Start met een gelijke
vloeistofdruk voor component A en B en stel ze dan bij,
voor zover nodig.
OPMERKING: De eerste 4-5 ounce (120-150 cc)
materiaal niet gebruiken, aangezien dit mogelijk niet
volledig is gemengd als gevolg van alarmsituaties tijdens
het inspuiten van het systeem.
12. Draai de verstuivingslucht naar het pistool open.
Controleer het spuitpatroon zoals staat aangegeven
in de handleiding voor uw spuitpistool.
OPMERKING: Zorg ervoor dat de vloeistoftank niet leeg
raakt. Mogelijk kan een luchtstroom in de toevoerleiding
ervoor zorgen dat versnellingsmeters gelijkwaardige
metingen geven als bij vloeistof. Hierdoor kan het
vloeistof/luchtmengsel conform zijn met de verhouding
en de toleranties die voor de uitrusting werden ingesteld.
Dit kan tot gevolg hebben dat er niet-gekatalyseerd of
slecht gekatalyseerd materiaal wordt gespoten.
313970L

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave