3. Kort, indien nodig, de leiding af tot de gewenste
lengte.
Het bronsysteem aansluiten
Isoleer alle binnenleidingen voor de bronvloeistof
■
tegen condensatie.
Het niveaureservoir moet worden geïnstalleerd op
■
het hoogste punt van het bronsysteem van de bin-
nenkomende leiding vóór de circulatiepomp van het
bronsysteem (optie 1).
Indien het niveaureservoir niet op het hoogste punt
kan worden geplaatst, moet er een expansievat
worden gebruikt (optie 2).
Voorzichtig!
Bij het niveaureservoir kan condensvorming
optreden. Plaats het reservoir daarom zodanig
dat andere apparatuur niet kan worden be-
schadigd.
Op het niveaureservoir moet het gebruikte type an-
■
tivriesmiddel worden vermeld.
Installeer het meegeleverde overstortventiel onder
■
het niveaureservoir (zie afbeelding). De volledige
leidinglengte van de afvoerleiding vanaf het over-
stortventiel moet hellend zijn om waterzakken te
voorkomen en moet ook vorstbestendig zijn.
Installeer de afsluiters zo dicht mogelijk bij de
■
warmtepomp.
Monteer het bijgeleverde vuilfilter op de binnenko-
■
mende leiding.
Bij een open grondwatersysteem moet er, met het oog
op verontreiniging en bevriezingsgevaar in de verdam-
per, een tussenliggend en tegen bevriezing beveiligd
circuit worden geïnstalleerd. Hiervoor is een extra
warmtewisselaar nodig.
Collector
Afgiftesysteem
Aansluiten van het afgiftesysteem
Een afgiftesysteem is een systeem dat het binnencom-
fort regelt met behulp van het regelsysteem in de
F1145 en bijvoorbeeld radiatoren, vloerverwar-
ming/koeling, ventilatorconvectoren enz.
Installeer alle benodigde beveiligingen, afsluiters (zo
■
dicht mogelijk bij de warmtepomp) en het bijgelever-
de vuilfilter.
16
Hoofdstuk 4 |
Aansluiting van de leidingen
Optie 1
Optie 2
P
XL6
XL7
Het overstortventiel moet een openingsdruk hebben
■
van maximaal 0,25 MPa (2,5 bar) en moet op de re-
tourleiding van het afgiftesysteem worden gemon-
teerd. Zie de tekening. De afvoerleiding moet over
de hele lengte vanaf de overstortventielen omlaag
lopen om waterzakken te voorkomen. Bovendien
moet de leiding vorstvrij zijn aangelegd.
Bij aansluiting op een systeem met thermostaatkra-
■
nen op alle radiatoren moet er een by-pass, overstort-
ventiel of buffer worden gemonteerd of moet er een
aantal thermostaatkranen worden verwijderd om
voldoende doorstroming te waarborgen.
P
Boiler
De boiler aansluiten
Voorzichtig!
Als de F1145 niet is gekoppeld met een boiler
of als deze met vaste aanvoertemperatuur
moet werken, moet de boileraansluiting (XL9)
worden afgedicht.
Een eventueel aangesloten boiler moet worden
■
voorzien van de benodigde afsluiters.
De mengklep kan worden geïnstalleerd indien de
■
instelling dusdanig wordt gewijzigd, dat de tempe-
ratuur boven 60 °C kan stijgen.
De instelling voor warmtapwater wordt verricht in
■
menu 5.1.1.
Het overstortventiel moet een openingsdruk hebben
■
van max. 1,0 MPa (10,0 bar) en moet op de inkomen-
de leiding voor water voor huishoudelijk gebruik
worden gemonteerd, zie tekening. De overlooplei-
ding moet over de hele lengte vanaf de overstortven-
tielen omlaag lopen om waterzakken te voorkomen.
Bovendien moet de leiding vorstvrij zijn aangelegd.
LET OP!
De warmwaterproductie wordt geactiveerd
in menu 5.2 of in de startgids.
T
NIBE™ F1145