5. VEILIGHEIDSVOORZIENING
De apparatuur is voorzien van de volgende veiligheidsvoorzieningen:
- Beveiligingszekeringen, zie schakelschema, dat achter het
bedieningspaneel zit.
Voor de vervanging de dop losdraaien en het beschadigde onderdeel
vervangen door een met hetzelfde vermogen; deze waarde is
aangegeven op het plaatje dat ter hoogte hiervan is aangebracht.
- Veiligheidsthermostaat cel met handmatige terugstelling,
aangebracht achter het bedieningspaneel, grijpt in door van de
convector te onderbreken.
De resethandelingen moeten uitgevoerd worden door technisch
gespecialiseerd personeel nadat de oorzaken van de onderbreking
verholpen zijn.
- Thermische voorziening met automatische terugstelling binnen in de
motorventilator die in werking treedt in geval van oververhitting van de
ventilator, waardoor de werking van de apparatuur beschermd wordt; deze
grijpt in door de elektrische voeding van het apparaat te onderbreken.
6. CONTROLE VAN DE WERKING
- Bij de eerste inschakeling van het apparaat verschijnt er op
het display een scherm waarop de controlehandelingen zijn
weergegeven die verricht moeten worden voor een correcte
installatie van de oven, voordat deze in werking wordt gesteld.
- Stel het apparaat in werking zoals beschreven in het hoofdstuk
"Gebruiksaanwijzing";
- Leg de gebruiker de werking en de normale onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden uit aan de hand van de gebruiksaanwijzing.
Let op:
- Tijdens de werking opletten let op de hete zones van
het buitenoppervlak.
- De afvoeropeningen op de bovenkant van het apparaat
niet afdekken met voorwerpen.
- Wanneer de oven warm is controleren of de deur goed sluit. Stel
de sluiting zonodig bij door het oogje te bewegen.
7. ONDERHOUD
De onderdelen die normaal onderhoud vereisen zijn toegankelijk na het
openen van het bedieningspaneel, het linker zijpaneel en het achterpaneel.
8. ENKELE STORINGEN EN HUN OORZAKEN
Ook bij het reguliere gebruik van het apparaat kunnen er zich
storingen voordoen.
De verwarming van de ovenruimte wordt niet geactiveerd of
werkt niet goed.
Mogelijke oorzaken:
- De temperatuurbegrenzer van de ovenruimte is in werking getreden
- De verwarmingselementen zijn beschadigd
- De spoel van de contactgevers van de elementen is beschadigd
- De thermostaatvoeler is beschadigd; foutmelding EPt1
- De regelaar is beschadigd
- Zekering F2 is gesprongen, zie het schakelschema.
De thermostaatwaarde van de temperatuur in de ovenruimte is onjuist.
Mogelijke oorzaken:
- De elektronische regelaar is defect.
- De temperatuurvoeler van de ovenruimte is vuil, defect of niet
aangesloten, zie foutmelding EPt1.
De oven wordt uitgeschakeld.
Mogelijke oorzaken:
- Zekering F2 is gesprongen wegens beschadiging van enkele
componenten in het hulpcircuit.
Lampen ovenruimte beschadigd
LET OP: schakel het apparaat uit voordat u de lampen van de
ovenruimte gaat vervangen.
9. PLAATSING VAN DE BELANGRIJKSTE
ONDERDELEN
(Alle werkzaamheden aan de binnenkant van het apparaat
mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een door de
fabrikant geautoriseerde installateur)
Door het bedieningspaneel te openen krijgt u toegang tot de
volgende componenten:
- Elektronische kaarten
- Thermostaat temperatuurbegrenzer ovenruimte
- Zekeringen
- Microveiligheidsschakelaar deur
- Transformator voor lampen in de ovenruimte
- Reductiemotor voor bediening van de smoorklep voor ontluchting
van de ovenruimte
Door het linker- en het achterpaneel van het apparaat te verwijderen
krijgt u toegang tot alle andere onderdelen.
143
NL