5
Verlichting
Verlichting
Rijverlichting in- en uitschakelen
Rijverlichting
– Druk onder op de tuimelschakelaar (1).
De koplampen en achterlichten zijn ingescha-
keld.
– Druk boven op de tuimelschakelaar.
De koplampen en achterlichten zijn uitgescha-
keld.
Parkeerverlichting
– Zet de tuimelschakelaar in de middelste
stand.
De parkeerverlichting, koplampen en achter-
lichten zijn ingeschakeld.
– Druk boven op de tuimelschakelaar.
De parkeerverlichting, koplampen en achter-
lichten zijn uitgeschakeld.
Grootlicht
– Druk de bedieningshendel (3) aan de linker-
zijde van de stuurkolom bij ingeschakelde
rijverlichting naar voren en laat de hendel
vastklikken.
Het grootlicht is ingeschakeld.
– Trek de bedieningshendel naar achteren.
Het grootlicht is uitgeschakeld.
OPMERKING
Om het grootlichtsignaal te bedienen, trekt u
de bedieningshendel kort naar achteren.
OPMERKING
Optioneel kan de bedieningshendel aan de
rechterzijde worden geplaatst.
96
127 807 02 09 [NL]
Bediening