Installatie (luchtgedreven pompen)
WAARSCHUWING
In het systeem moeten minstens aanwezig zijn een
hoofdluchtontlastkraan (C), een luchtontlastkraan voor
de pomp (E) en een aftapventiel voor vloeistof (M). Deze
hulpstukken dragen bij aan een vermindering van het
risico van ernstig letsel - zoals vloeistofinjectie, vloeistof
die in de ogen of op de huid spat en letsel door bewe-
gende onderdelen wanneer u de pomp afstelt of repareert.
De hoofdluchtontlastkraan (C) dient om de luchttoevoer
naar de pomp en de ram te kunnen afsluiten. De luch-
tontlastkraan voor de pomp (E) laat lucht ontsnappen
die tussen dit ventiel en de pomp is blijven zitten nadat
de luchttoevoer is afgesloten. Door deze opgesloten lucht
zou de pomp onverwachts kunnen gaan werken. Plaats
de kraan dicht bij de pomp. Te bestellen als onderdeel-
nummer 107141.
Het aftapventiel voor materiaal draagt bij aan de ontlast-
ing van de materiaaldruk in de pneumatische pomp, de
slang en het pistool. Alleen de trekker van het pistool
intrekken is soms niet toereikend. Te bestellen als onder-
deelnummer 210658.
Hulpstukken voor de luchtleiding
Installeer de volgende toebehoren in de volgorde zoals aan-
gegeven in Afb. 3 en gebruik waar nodig verloopnippels:
D Een olienevelaar (D) zorgt voor automatische smering
van de luchtmotor. Monteer deze op de aangegeven
plaats.
D In het systeem moet een hoofdluchtontlastkraan (C)
aanwezig zijn om de luchttoevoer naar pomp en ram te
kunnen afsluiten (zie de WAARSCHUWING hierboven).
In de gesloten stand laat de kraan alle lucht ontsnappen
die nog in de pomp en de ram zit, waardoor de ram
langzaam omlaag gaat. Zorg dat de kraan gemakkelijk
bereikbaar is vanaf de pomp, en geplaatst is vóór het
luchtspruitstuk (G).
D Een luchtontlastkraan (E) voor de pomp is vereist
in uw systeem om de lucht te ontlasten die is achter-
gebleven tussen de kraan en de luchtmotor na het
sluiten van de kraan (zie de WAARSCHUWING links).
Zorg ervoor dat de ontlastkraan gemakkelijk te bereiken
is vanaf de pomp en dat hij zich achter het luchtreduceer-
ventiel bevindt.
D Een luchtreduceerventiel (F) regelt de pompsnelheid en
de uitlaatdruk door de luchtdruk naar de pomp bij te stellen.
Plaats het reduceerventiel dicht bij de pomp, maar vóór
de luchtontlastkraan van de pomp.
D Een overtoerenventiel (V) stelt vast wanneer de pomp
te snel pompt en sluit in dat geval automatisch de lucht-
toevoer naar de motor af. Een te snel werkende pomp
kan ernstig beschadigd raken. Breng het overtoerenven-
tiel aan op de afgebeelde plaats.
D Een luchtspruitstuk (G) met luchtinlaat voorzien van een
wartel. Het spruitstuk wordt bevestigd aan de ram, en is
voorzien van poorten om leidingen naar toebehoren aan
te sluiten, zoals het luchtreduceerventiel (T) en het
richtingsventiel (U) van de ram.
D Een filter in de luchtleiding (J) verwijdert schadelijk stof
en vocht uit de aangevoerde perslucht. Installeer ook een
aftapventiel (W) aan de onderzijde van elke bocht naar
onderen van de luchtleiding, om het vocht af te tappen.
D Een luchtafsluiter (K) sluit de hulpstukken van de lucht-
leiding af van het systeem ten behoeve van onderhoud.
Plaats het vóór alle andere hulpstukken in de luchtleiding.
Hulpstukken voor de materiaalleiding
Installeer de volgende toebehoren in de posities zoals aan-
gegeven in Afb. 3 en 4, en gebruik verloopnippels waar nodig:
D Breng een vloeistofafsluiter (P) aan op elke aftakking
voor een pistool/doseerkraan, zodat elk afzonderlijk pis-
tool/doseerkraan geïsoleerd kan worden voor onderhoud.
D Breng een vloeistofontlastkraan (M) aan dicht bij de
materiaaluitlaat van de pomp, en bij iedere aftakking
voor een pistool/doseerkraan. De ontlastkranen moeten
in het systeem aanwezig zijn om de materiaaldruk in
pneumatische pomp, slang en pistool/doseerkraan te
ontlasten (zie de WAARSCHUWING links hiervan). De
ontlastkranen voor de pistolen/doseerkranen kunnen
worden gemonteerd aan de onderkant van de vloeistof-
reduceerventielen (L), door een verloopaansluiting te
gebruiken.
D Een vloeistofreduceerventiel (L) regelt de materiaaldruk
naar het pistool/de doseerkraan, en dempt schoksgewijze
drukveranderingen.
D Een pistool of doseerkraan (S) geeft het materiaal af.
Het in Afb. 3 afgebeelde pistool is een hogedrukpistool
voor materialen met hoge viscositeit.
D Een wartelkoppeling (R) voor het pistool/de doseerk-
raan geeft extra bewegingsvrijheid.
308351
9