Inhoudsopgave
Advertenties
De pomp doorspoelen vóórdat u hem voor het
eerst gebruikt
De pomp is getest met lichte olie die in de pomp is achter-
gebleven ter bescherming. Als het materiaal dat u gaat
verpompen door de olie verontreinigd zou kunnen raken,
dan moet de olie eerst uitgespoeld worden met een geschikt
oplosmiddel. Zie Doorspoelen op blz. 16.
De pomp starten en instellen
WAARSCHUWING
GEVAREN VAN BEWEGENDE DELEN
Houd handen en vingers verwijderd van de
vulzuiger (21) tijdens de werking en wanneer
de pomp gevuld is met lucht. De vulzuiger
steekt uit uit het inlaathuis (19) om materiaal in de pomp
te trekken, en kan een hand of vinger amputeren die tussen
de zuiger en het inlaathuis komt. Volg de Drukontlas-
tingsprocedure op blz. 12 voordat u de vulzuiger contro-
leert, deblokkeert of reinigt.
WAARSCHUWING
INJECTIEGEVAAR
Om het risico van vloeistofinjectie te verminderen mag
bij het vullen van de pomp het ontlastingsgat, in de onder-
zijde van de ontlastkraan (29), niet worden bedekt met
hand of vingers. Gebruik een bahco om de ontlastings-
plug (20) te openen en te sluiten. Houd uw handen weg
van het gat.
VOORZICHTIG
Laat de pomp niet droog lopen. Een droge pomp versnelt
snel naar hoge snelheden en raakt zo beschadigd. Als
uw pomp snel accelereert of te snel draait, zet hem dan
onmiddellijk uit en controleer de materiaaltoevoer. Als
de materiaalhouder leeg is en er is lucht in de leidingen
gepompt, vul dan de houder en voer eerst weer voldoende
materiaal in de pomp en de leidingen, of spoel het systeem
door en laat het vol staan met een geschikt oplosmiddel.
Zorg ervoor dat alle lucht uit het materiaalsysteem is ver-
wijderd.
Bediening
nooit de maximale ingaande druk naar de pomp over-
schrijden (zie Technische gegevens op blz. 38–46).
Luchtgedreven systemen
1.
Zorg voor de aanvoer van materiaal naar de pomp
conform de vereisten van uw systeem.
2.
Zie Afb. 3. Sluit het luchtreduceerventiel (F).
3.
Open alle luchtontlastkranen (C, E).
4.
Houd een metalen deel van pistool of doseerkraan (S)
stevig tegen de zijkant van een geaarde metalen
opvangbak en houdt de trekker aangetrokken.
5.
Draai het luchtreduceerventiel langzaam open totdat
de pomp start.
6.
Laat de pomp langzaam werken totdat alle lucht uit
de pomp en de materiaalleidingen verdreven is.
7.
Laat de trekker van het pistool/de kraan los en zet
hem op de trekkerbeveiliging. Door de druk moet de
pomp afslaan.
8.
Als het vullen van de pomp niet goed lukt kunt u de ont-
lastkraan (20) iets openen. Het ontlastingsgat aan de
onderkant van het huis van het ventiel (29) wordt dan
gebruikt totdat het materiaal het gat bereikt. Zie Afb. 5.
Sluit de plug.
OPMERKING: Ook bij het wisselen van het materiaalvoor-
9.
Als de pomp en leidingen gevuld zijn en er voldoende
luchtdruk en luchttoevoer is, zal de pomp starten en
stoppen zodra u het pistool/de kraan opent en sluit. In
een circulatiesysteem zal de pomp sneller of langzamer
gaan lopen als u dat wilt, totdat de luchttoevoer wordt
afgesloten.
10. Regel de pompsnelheid en de materiaaldruk met behulp
van het luchtreduceerventiel (F). Gebruik altijd de laagst
mogelijke druk die nodig is om de gewenste resultaten
te verkrijgen. Hogere druk kan ertoe leiden dat de tip of
tuit en de pomp eerder verslijten.
WAARSCHUWING
GEVAAR VAN SCHEUREN VAN
ONDERDELEN
Om minder risico te lopen dat u te veel druk
op het systeem zet, hetgeen kan leiden tot
kapotte onderdelen en ernstig letsel, mag u
raadvat terwijl slang en pistool/de kraan al
gevuld waren, kan het openen van plug van
de ontluchtingskraan (20) helpen om de pomp
weer te vullen en eventuele lucht te laten
ontsnappen voordat het de slang naar het
pistool in gaat. Sluit de plug weer zodra alle
lucht is verdreven.
308351
13
Advertenties
Inhoudsopgave
