Als het contactslot in stand S wordt
gedraaid (of de sleutel wordt uitgeno-
men) gaat het plafondlampje van de
eerste rij zitplaatsen branden. Na
enige seconden doven de lampjes ge-
leidelijk.
Als een portier wordt geopend, gaat
de middelste verlichting van de pla-
fondlampjes en de instapverlichting
branden, maar blijven de spots van de
plafondlampjes uit. Enige seconden
nadat de portieren zijn gesloten, do-
ven de lampjes geleidelijk. Als de mo-
tor wordt gestart, dooft de verlichting
na enige seconden geleidelijk.
Als een achterportier wordt geopend,
gaat de middelste verlichting van de
plafondlampjes branden, maar blij-
ven de spots uit. Enige seconden na-
dat de portieren zijn gesloten, doven
de lampjes geleidelijk.
Als de achterklep wordt geopend
gaan automatisch de bagageruimte-
verlichting branden. De verlichting
dooft geleidelijk als de achterklep
wordt gesloten.
102
Plafondlampje voor (fig. 129)
Het plafondlampje bestaat uit een
middelste lampje, twee spots aan de
zijkant en een bedieningsschakelaar.
Met de knoppen A, B, C worden de
afzonderlijke lampjes ingeschakeld.
fig. 129
Middelste en achterste
plafondlampje (fig. 130)
Het plafondlampje bestaat uit een
middelste lampje, twee spots aan de
zijkant en een bedieningsschakelaar.
Met de knoppen A, B, C worden de
afzonderlijke lampjes ingeschakeld.
fig. 130