Onderhoud
2.
Plaats de brandstofkraan in de gesloten
stand en koppel de brandstofleiding los
indien voorzien. Draai de ontluchtings-
schroef aan, indien voorzien.
3.
Neem de motorkap en het knaldemper-
deksel af.
4.
Installeer de buitenboordmotor op de
testtank.
1. Laagste waterpeil
2. Wateroppervlak
5.
Vul de tank met leidingwater tot boven
het niveau van de anti-cavitatieplaat.
DCM00290
OPGELET:
Als het peil van het vers water onder het
peil van de anticavitatieplaat komt of als
de watervoorraad niet groot genoeg is,
kan de motor vastlopen.
6.
Koelsysteemdoorspoeling is van cru-
35
ciaal belang om te voorkomen dat het
koelsysteem verstopt raakt met zout,
zand of vuil. Bovendien is het conserve-
ren/smeren van de motor noodzakelijk
om overmatige motorschade door roest-
vorming te voorkomen. Voer doorspoe-
len en conserveren tegelijkertijd uit.
DWM00090
ZMU02703
Verwijder of raak geen elektrische on-
G
derdelen aan bij het starten of als de
motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
G
van het vliegwiel en andere draaiende
onderdelen als de motor draait.
7.
Laat de motor gedurende enkele minu-
ten met snel vrijlooptoerental draaien in
neutrale stand.
8.
Net voor u de motor uitzet, moet u snel
"Conserveringsolie" afwisselend in elke
carburator sproeien of in het conserve-
2
ringsgat van het knaldemperdeksel, in-
dien voorzien. Indien correct uitgevoerd,
1
zal de motor sterk beginnen roken en
bijna stilvallen.
ZMU02704
9.
Als geen "Conserveringsolie" beschik-
baar is, laat de motor met snel vrijloop-
toerental
brandstofsysteem leegstroomt en de
motor stilvalt.
WAARSCHUWING
draaien
ZMU02705
tot
het